437 bestand bleken. Thans staat in 7 van den straksgenoemden leidraad beslist voorgeschreven, dat het theoretisch onderricht aan mindere militairen nimmer langer dan 3/4 UU1' achtereen mag duren en zoo veel mogelijk altijd aanschouwelijk moet worden gegeven. Hoewel dankbaar, zijn we toch over den duur der theorieën nog niet voldaan; we gelooven, dat een half uur, mits zoowel door de toehoorders als door den onderwijzer goed besteed, meer dan lang genoeg mag heeten om den soldaat zijne verplichtingen in een of ander opzicht in herinnering te brengen. Maar juist aan deze voorwaarden voldoen de theorieën nog lang Diet. De tijd, aan dat onderricht gewijd, toch kan niet goed besteed hee ten, zoolang nog altijd hardnekkig wordt vastgehouden aan het zoo verkeerde en door den geest van den leidraad zoo ten eenenmale veroordeelde beginsel om de manschappen van alles te vertellen of te vragen, waarvan de kennis voor hen volstrekt niet vereischt wordt en waarmede zij zelfs hoegenaamd niets te maken hebben. Bijv. wat duukt U van de vraag aan een eenvoudig Inlaudsch fuselier naar de verplichtingen van den sectiecommandant of erger nog naar den dienst van den kapitein van de week? Wat bijv. te zeggen van de aan een Europeeschen fuselier gestelde vraag om een definitie van Velddienst te geven en meteen het verschil toe te lichten tusschen Inwendigen- en Garnizoensdienst Misschien zullen er lezers zijn, die schouderophalend vragen, „Zijn er zoo onder het kader?" om dan van nauw met den troep bekende officieren het antwoord: „Helaas, ja!" te vernemen. En niettemin is de vaak genoemde leidraad ook op dit punt zoo duidelijk, dat men verbaasd moet staan over de dikwijls zoo slechte behartiging van de daarin vervatte wenken. Wie toch kan zich in de bedoeling van de volgende voorschriften vergissen 4. Theoretische oefeningen zijn voor een goede vorming onmisbaar. Zij hebben niet alleen ten doel bij den militair de noodige beroepskennis aan te kweeken, doch ook hem liefde voor den militairen stand, achting voor de uniform en gehechtheid aan het vaandel in te boezemen; en verder 7. Met afgerichte manschappen moet niet meer dan strikt noodig theorie gehouden worden en wel bij voorkeur over hunne verplichtingen Dl. II, 1891, 29

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 452