NOG EENS HET MAL EIS CH IN DE KAZERNE.
Met belangstelling lazen wij dezer dagen bovengenoemde beschou
wingen in No. 6 van den loopenden jaargang van dit Tijdschrift,
waaruit blijkt dat het aantal handleidingen, spraakleeren enz. weder
om met één is vermeerderd. De vele handleidingen, samenspraken
enz., welke op dit gebied verschenen, deden der goede zaakspreken,
lezen en schrijven der Maleische taal dikwerf meer kwaad dan
goed; het geld daarvoor uitgegeven, zoude soms aan een liefdadig
doel beter zijn besteed.
Velen onzer kameraden zullen het, met ons, ondervonden hebben, hoe
verkeerd raadgevingen zelfs van oud-gasten waren, als: „Maleisch
leerenzijt ge dwaas; dat leert ge in Indië binnen drie maanden
door de practijk of van eene concubine." En hoe bitter moet de
teleurstelling zijn, wauneer men om zijn slecht Maleisch niet in aan
merking kan komen voor de eene of andere eervolle opdracht of
betrekking, die ons bij eene voldoende kennis dier taal zeker niet
ontgaan zou zijn.
Buiten kijf is het, dat de kennis der taal, van welk volk ook uit
onzen Archipel, hare vruchten afwerpt in 's Lands belang en in dat
van het individu. Wij stellen ons dan ook voor, dat de Regeering,
in haar welbegrepen belang en in een niet te ver verwijderde toe
komst, de studie van een of ander onderdeel van de groote Maleische
taalfamilie nog meer zal aanmoedigen dan thans en terecht haar
grondige keunis van de ambtenaren zal eischen.
Het werkje, waarover de heer Niiland zijne beschouwingen levert,
is ons niet bekend, dus kunnen wij er ook niet over oordeelen. Onze
Aanteekeningen op de „Beschouwingen"
van den Heer Kijland, over: „Het Maleisch
in de Kazerne" door den kapitein M. C. van
Rouveroy van Kieuwaal.