34 Gesteld, Nederland wordt in eenen Europeeschen oorlog gewikkeld, waarvan de weerslag allicht in Indië zal worden gevoeld, dan kan, laat ons de slechtste kansen maar nemen, al heel spoedig onderbre king van alle gemeenschap tusschen koloniën en moederland het gevolg zijn. Dan geen aanvoer van kader, juist op een oogenblik dat er zoo'n behoefte aan is, zoowel bij de uitbreiding van het leger, als bjj het incompleet, dat er altijd bestaat en dat vooral dan zooveel te meer, als de zwakke elementen bij de eerste belangrijke marschen al da delijk uitvallen. Wat bestaat er nu reeds een verschil tusschen de nominale en effectieve sterkte van het officierskorps; hoelang zijn de pas inge deelde officieren, of zij, die overgeplaatst worden, vaak onderweg, voor- zij hunne bestemmingsplaats hebben bereikt; hoevelen worden niet geëvacueerd en houden op gezondheidsetablissementen of in hospi talen verblijf. Zij rekenen niettemin in de sterkte, en als nu de nood eens aan den man komt, waar halen wij dan onze officieren vandaan? Men moet niet zeggen, de zaken marcheeren nu immers ook, nu wij zoo weinig officieren van de Mil. School afkomstig in de gelederen tellen; natuurlijk, er zijn compagnieën, die soms door jonge 2e luitenants worden gecommandeerd en dat toch goed gaat, maar dat is geen gezonde toestand. Als onze Militaire School daarentegen op het standpunt komt te staan, dat zij met gemak kan bereiken, dan zullen wij waarschijnlijk in de formatie hebben: 1 hoofdofficier, directeur 1 kapitein der infanterie, hoofd van onderwijs; 10 luiteaants-instrucieur der infanterie; 1 luitenant-kwartiermeester; 100 élèves, benevens het personeel van het vaste kader. (1) Bij het uitbreken van een ernstigen oorlog zal het geheele korps onmiddellijk bij het leger worden ingedeeld. De élèves van het (1) Als men rekent op 20 officieren per jaar, wordt het aantal élèves dus 4 X 20 80 25 °,0 reserve 100. Hierbij is geen rekenschap gehouden met de élèves voor de Mil. Administratie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 45