„HET MILITAIR STRAFRECHT IN NFDERLANUSCH
INDIE" BOOR A. V. L. BARRE. (1)
Yan het door deo auditeur-militair te Willem I Mr. van Slinge-
landt in het Januari-nummer van het I. M. T. blz. 8589 aange
kondigde werk van den Heer A. Y. L. Barre, is den 1 len Maart
het eerste deel „Rechtspleging" onder bovenstaanden titel bij de firma
van Dorp C°. te Semarang in het licht verschenen.
De warme aanbeveling van genoemde rechtsgeleerde autoriteit
droeg er toe bij, om ons met hooggespannen verwachtingen en groote
belangstelling van dien arbeid te doen kennis nemen.
De volgende regelen, ons bij de lezing van het 1° deel van het
werk des Heeren Barré in de pen gegeven, zijn uitsluitend als een
uitvloeisel van die belaugstelling te beschouwen.
En de beschikbare ruimte in dit tijdschrift èn onze eigen zeer
beperkte tijd maken het evenwel noodzakelijk tal van zaken slechts
aan te stippen, bij welke wij gaarne wat langer hadden stilgestaan.
De eerste vijftien bladzijden zijn gewijd aan algemeene bepalingen.
In hoofdzaak leeren wij daaruit op welke wetten, besluiten, enz. het
militair recht in Indië berust.
Op de bladzijden 1, 2 en 3 worden resp. de artikelen 156, 150 en 4
van de Grondwet aangehaald. Artikel 2 daarvan luidt:
„De Grondwet is alleen voor het Rijk in Europa verbindende, voor
„zoover niet het tegendeel daaruit blijkt.
„Waar in de volgende artikelen het Rijk wordt genoemd, wordt alleen
„het Rijk in Europa bedoeld."
(11 Met goedkeuring van den heer Kempers, schrijver van dit opstel, is de inhoud
daarvan aan den heer Barré medegedeeld.
Deie heeft aan het slot eenige aanteeheningen doen volgen, deels ten doel hebbende
om sommige opmerkingen te weerleggen of nader toe te lichten, deels strekkende om
met andere zijn instemming te betuigen. Rod.