455 plinaire straffen, in het bijzonder geformuleerd op pag. 85 2 laatste alinea s, zal men zich, dunkt ons, wel kunnen vereenigen. Eene noot voor de vertaling van den Latijnschen rechtsregel op blz. 86 ware o.i. niet overbodig geweest. Zeer uitvoerig en de aandacht ten volle waardig, behandelt S. in de bladzijden 89-96 de commune misdrijven, gepleegd door militairen in gemeenschap met burgers, of waarin burgers betrokken zijn. Zijn exposé van de 9 gevallen, die zich met betrekking tot de toepassing van art. 14 C.W. kunnen voordoen, is zeer helder, en zal die toepassing voor een ieder vergemakkelijken. Op blz. 100 zou o.i. eenige toelichting gewenscht zijn geweest voor de punten 5 en 6 van 3. Wordt met het bijzonder besluit in punt 5 een Gouvernements besluit bedoeld, dan wel een besluit van het PI.M G. zelve? Wat wordt in punt 6 bedoeld met: „personen van minderen rang" Voor oningewijden is art. 48, waaruit deze beide punten getrokken zijn, niet gemakkelijk te begrijpen. (16) Behooren op blz. 104 onder punt C. niet mede genoemd te worden, de residentiën Palembang en Banka? En is het wel correct om in punt e thans nog te spreken van een: Gouvernement der Molukken. (17) Een eenigszins zonderling betoog wordt geleverd naar aanleiding van art. 143 II.L. S. zegt in 3 (blz. 104) „De minder duidelijke redactie van art. 143 R.L. heeft aanleiding gegeven tot verschil van opvatting omtrent de ware bedoeling van den wetgever. En nu, over de verschillende interpretaties sprekende, zegt S. op blz. 106 2e alinea: toepassing van art. 12 R. Sv. is m. i. evenmin gewettigd, omdat men „alleen dan met eenigen grond zijn toevlucht tot dat voorschrift zou „mogen nemen, indien in de R.L. geene enkele bepaling te vinden ware, „omtrent hetzelfde onderwerp, wat ochter niet het geval is, vermits art. „143 R.L. daarin voorziet."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 470