457 - En op grond van welke bepaling zou dit recht speciaal mogen worden uitgeoefend tegenover de Inlandsche verdachten? (20) Het recht tot het aanzeggen van arrest, gegrond op art. 4 R. L. en art. 38 R. K. is onbegrensd en behoort dit ook te blijven. Wij zeggen dit, hoewel wij er zelf schromelijk en aanhoudend misbruik van hebben zien maken. Maar dit gold een speciaal geval, waarin controle ontbrak. In het algemeen echter kan misbruik zeer wel worden voorkomen. Dit is de plicht van het geheele officierskorps en in het bijzonder van de compagnies-commandanten. En dan is dit recht een steunpilaar van de militaire tucht, een noodzakelijk ver- eischte dikwerf voor de uitoefening eener goede militaire politie. Dat recht heeft evenwel niets gemeen met het volgens de art. 68 en 107 Gr. D. (aangehaald in de 2e al. van 5) uitgeoefende. Hier is het niet de meerderedie arrest aanzegt of voorloopig arrest oplegt. Hier is het een zuivere dienst quaestie. Niet de meerdere arresteert, maar de militair in functiegeheel ongeacht zijn rang of graad. Naar onze meening is S. in dit betoog dan ook niet gelukkig ge weest, en dat wel tengevolge van het niet zuiver trekken eener grens lijn, tusschen het recht der meerderen en den plicht der militairen in functie. Het is dan ook minder juist om (vide blz. 116 le al.te spreken van eene „gevangenneming", noch is het juist te beweren, dat „per sonen, die een militairen rang bekleeden, en in hunne hoeda nigheid eene inarreststelling bevelen, moeten worden beschouwd „als agenten der openbare macht in de uitoefening hunner „bediening." (21) Dit geldt o. i. ongetwijfeld alleen de militairen, die in eenige functie, als commandant eener wacht, van eene patrouille, enz. eene arres tatie doen, niet van den meerdere, in zijne hoedanigheid. De „verzekerde bewaring" waarvan in de Alg. Order 1887 N°. 69 (blz. 117) sprake is, is dan ook weder geheel iets anders dan het voorloopig arrest, aangezegd op grond van art. 38 R. v. K. De verzekerde bewaring sluit in zich, dat de delinquent achter slot zit en er niet meer uitkomt. Dat van deze dikwerf vrij arbitraire vrijheidsberooving een spaar zaam gebruik moet worden gemaakt, spreekt wel van zelf. (20)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 472