36
zelfstandigheid vraagt; adres aan de Engelsche Koloniën in Australië,
.Canada en Newfoundland, en wij zelfs in het vasthoudende Neder
land spreken van scheiding van financiën en decentralisatie van gezag.
Yoordat men, de Hemel verhoede het, er ooit toe mocht overgaan
de Militaire School in Indië op te heffen, denke men eerst aan de ge
schiedenis van het Instituut te Soerakarta, waar indertijd het amb-
tenaarsradikaal voor den Indischen dienst kon worden verkregen.
Dit werd nl. in 1843 opgeheven, omdat het volgens Baud, den
toenmaligen Minister van Koloniën, niet aan de verwachting voldeed,
en besloten, dat niemand tot ambtenaar kon worden benoemd, zonder
de Delftsche Akademie te hebben bezocht.
Professor Meinsma zegt in zijne geschiedenis van de Ned. O. I.
bezittingen het volgende:
Bovendien bracht het de Indische ouders in eene groote moeielijkheid,
„dewijl zij daardoor gedwongen werden hunne kinderen ter opvoeding naar
„Nederland te zenden, wilden zij ze te eeniger tijd als ambtenaren in
„'s Lands dienst zien treden"
En verder nog dien maatregel besprekende
„Sedert vijf jaren was deze maatregel met weerzin en ontevredenheid
„verdragen"
Toen in 1848 het ministerie Baud viel, hebben de ingezetenen
van Batavia, waaronder Dr. van Hoëvell, Mr. P. Mijer en anderen,
eene reusachtige vergadering belegd, om de bezwaren der Indische
ouders aan de regeering in Nederland kenbaar te maken.
De opgewondenheid was zoo groot, dat de troepen werden ge
consigneerd.
Eerst in 1868 werd aan hun wensch voldaan; het Gymnasium
Willem III werd hervormd tot eene hoogere burgerschool met 5-
jarigen cursus, terwijl daarbij werd gevoegd eene afdeeling B. voor
onderwijs in de Taal- Land- en Yolkenkunde van Nederlandsch-Indië
met 2-jarigen cursus.
Een groot bezwaar in de oogen van de tegenstanders der Militaire
School is hare duurte. Zoo rekent o.a. de kapitein van den Gene-
ralen Staf Granpré Molière in het Ind. Mil. tijdschrift van 1890