479 Daarom de kleine en de groote oefeningen niet van elkander ge scheiden, ze ontleenen hare waarde vooral aan beider samenwerking de laatste moeten worden voorbereid door de eerste en zullen des te leerrijker zijn, naarmate de veldmanoeuvres op kleine schaal met meer vrucht zijn gehouden. En hiermede van de manoeuvres afstappende zij het mij vergund, met een enkel woord terug te komen op den inhoud van een mijner vorige zigzags. Ik bedoel dien, opgenomen in de 4e aflevering van den loopenden jaargang, waarin ik, zooals mijne lezers zich zullen herinneren, met een vluchtige pennestreek heb getracht eenig licht te doen schijnen over den door mij in 't bijzonder hooggeschatten, doch over het alge meen nog te weinig bekenden arbeid van het personeel van onzen topographischen dienst. Ik zeide daarin o. a. „Hoe nauwgezet een brigadechef zijn taak ook opneemt, hoe rigoureus „hij zijne inspectiën ook houdt, men moet de soms verschrikkelijk geacci- „denteerde, in teekening te brengen terreinen zien, om te begrijpen, dat het „oog van den meester onmogelijk over alles kan gaan. Er zijn gedeelten „in veelhoeken, die in hun tegenwoordigen staat niet alle door een inspecteur kunnen bezocht worden en dus, als de opnemer aan de verleiding geen „weerstand bood, tehuis, rustig achter zijn teekentafel zittende, naar zijn „eigen phantasie zouden kunnen worden ingeschetst". Welnu, evenals aan alle vluchtig werk, is het mij gebleken dat ook aan den door mij bedoelden zigzag gebreken kleven en dat, naar mij van de meest bevoegde zijde werd onder het oog gebracht, althans de inhoud van de hierboven door mij geciteerde regelen aan juistheid te wenschen overlaat. Mijn zegsman, iemand wiens kennis van de topographische opname door een langdurige loopbaan zeer hoog moet worden geschat, merkte mij op, dat bovenstaande regelen al licht oorzaak zouden kunnen worden van het dwaalbegrip, dat controle op het werk van opnemers soms zoo moeielijk, ja zelfs in die mate onbereikbaar zou zijn, dat de waarde van een grooter en kleiner deel van hun arbeid, door de mate van hun plichtsbesef zou worden bepaald. En dit is, zoo werd mij gezegd, minder juist; een brigadechef is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 494