509
Bewijs.
Aannemende, dat het quadrant voor een dracht van X Meters wordt
gesteld en x het aantal honderdtallen Meters in X begrepen,
dan is de hoek op het eigenlijke quadrant begrepen tusschen het
eerste verdeelstreepje en dat bij X
«x x X n;
Op den wijzer is daarentegen de hoek, begrepen tusschen het nul
punt en het bij X geplaatste streepje:
x X n
het verschil tusschen beide hoeken is derhalve
(«x x X i>) x X n «x,
of den bij de dracht X behoorenden richthoek.
Met de noniusverdeeling D en de randverdeeling c van het eigenlijke
quadrant kunnen positieve en negatieve terreinhoeken in rekening
worden gebracht tot in 3' nauwkeurig. 1)
Ter weerszijden van het nulpunt is de boog c in 24 halve graden
verdeeldde langere verdeelstreepen duiden de geheele graden aan
en zijn om de 5 genummerd van 5 tot 10.
De nonius D is eene dubbele; tien deelen daarvan zijn gelijk aan 9
deelen van den rand c, zoodat de waarde van één noniusdeel bedraagt:
9/1 o X 30' 27' en één rand- en één noniusdeel dus verschillen
30' 27' 8'.
Yoor het in rekening brengen van positieve terreinhoeken wordt
in de richting van het teeken (-]-) afgelezenbij negatieve terrein
hoeken naar de zijde van het teeken
Is het quadrant voor een dracht van 0 M gesteld, dan vallen de
pijltjes h en W niet meer in elkanders verlengdende hoek, die
gemeten wordt door het boogje hJi is de verheffingshoekbij het
veldkanon van 7cm. A 22' 16", bij het bergkanen van 7cm. A
30' 58".
Vóór het quadrant te gebruiken, onderzoekt men of het goed ge
regeld is. Moet dit plaats hebben, dan geschiedt het regelen van de
libel, op dezelfde wijze als bij alle waterpasinstrumenten, waarbij de
1) De terreinhoek ia positief of negatief, al Baarmate het gewilde trefpunt hooger
of lager ligt dan het midden van de monding van den vuurmond; in het eerste geval
wordt hij bij den richthoek opgeteld, in 't tweede daarvan afgetrokken.