één kapitein-kwartiermeester, één 1° of 2° luitenant-kwartiermeester; bij het ■personeel der artillerie 2) staf te Weltevreden één kapitein of le of 2e luit.-kwartiermeester; bij het regiment huzaren 3) N°. 7, Staf en kleine staf te Rijswijk één kapitein of 1» of 2° luit.-kwartiermeester. In totaal dus elf kapiteins of Je of 2e luitenants-kwartiermeesters, en één le of 2° luitenant-kwartiermeester, of gezamenlijk twaalf officieren 4). Zooals wij vroeger reeds aanteekenden, werden de tengevolge der organisatie van 1830 en van de daarmede gepaard gaande inkrimping van het korps inspecteurs beschikbaar komende officieren van dat korps o. a. ingedeeld als kwartiermeesters bij de korpsen, of als be taalmeesters bij de troepen, hetgeen moge blijken uit de oudervolgende opgave. En werden nl. ingedeeld bij de Infanterie bij het le Bat. één le luit.-kwartiermeester. 2e een 2C id. 3° een adj. insp. 1" kl. als kap-kwartiermeester 4° een id. 2e kl. als 1° luit.-kwartiermeester. 5e een le luit.-kwartiermeester. 6e een adj. insp. 1° kl. als kap.-kwartiermeester. '2) De artillerie bestond wijders uit: a. zes compagnieën (te BataviaSemarang, SoerabajaMadioenBa gelen en Djokja karta met Soerakarta elk een) benevens een reserve-compagnie en oen divisie-trein. b. detachementen te BantamBuitenzorg, CheribonNoesa Kambanganfort Oranje, Besoeki en Banjoewangi. c. personeel voor de Buitenbezittingen MolukkenMakassar, Borneo's Zuid en OostkustWestkust van BorneoRiouw, Banka, Palembang en Sumatra's West kust.) 3) Behalve den staf te Rijswijk tolde tie cavalerie nog acht compagnieën, waarvan één te Rijswijk rnet detachement te Ceraméén te Buitenzorg met detachement te Makassaréén te Soerabaja en de vijf andere te velde. 4) Voor de twee compagnieën pioniers was geen afzonderlijke kwartier meester uitgetroken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 527