- 536 5e. Aan de scheede bevindt zich een overtollige draasrring, die voor een bereden officier zelfs zeer gevaarlijk is. Een gevolg van een en ander is dat nagenoeg elk officier, een maal aangewezen om te velde te trekken, zich haast om zijn onnut parade-instrument te verwisselen tegen een meer bruikbaar wapen. Hierbij echter laat hij het gewoonlijk niet, doch completeert hij zijne bewapening door het medevoeren van een revolver. In de practijk zien wij derhalve de self-help toegepast en de offi cieren voor den vijand voorzien van vuur-en blanke wapens, die echter onderling en in vorm èn in qualiteit nog al verschil opleveren. Hierin meer eenheid te brengen door het voorschrijven van ratio- neele modellen en het stellen van eischen in zake de qualiteit der wapens, is een plicht van het Legerbestuur. Eenmaal aangenomen dat de infanterie-officier bewapend moet worden, met een sabel en een revolver, blijft ons nu nog over, na te gaan aan welke eischen deze wapens voldoen moeten, om bruikbaar te zijn voor het doel waarvoor zij bestemd zijn. Beginnen wij met de sabel. Moet deze een houw- dan wel een steeksabel wezen? Met het oog op den vijand, dien wij gewoonlijk tegenover ons hebben, geloof ik dat de laatste soort de meest geëigende is. Nimmer toch zullen wij, ook met de beste sabel bewapend, de ongeëvenaarde vlugheid verkrijgen, waarmede de Inlander over het algemeen zijn blank wapen hanteert. Ons eenigste heil hebben wij derhalve te zoeken in een stootwa.pen dat, recht voor ons uit gehouden, bij den aanval lang genoeg is om den vijand te verwonden, voordat deze ons met den gewoonlijk vrij korten klewang bereiken kan. Als gemiddelde lengte voor de sabel zoude ik daarom 1 M. willen stellen; het wapen wordt dan echter, op de gewone wijze gebouwd, vrij zwaar. Neemt men evenwel een vrij dun lemmet, aan de achterzijde voor zien van een zwaren rug, dan behoeft het wapen met scheede niet zwaarder te worden dan 1.5 K. G. Het spreekt van zelf, dat de spits aan beide zijden scherp en eenigzins breeder dan het overig gedeelte van het lemmet moet zijn. De rug verlaat op 20 c. M. van de O O D"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 551