551 Bovendien, de knielende houding is facultatief gelaten (27). Zij verdient de voorkeur, omdat de val van den veroordeelde minder groot is. Wat kan wel de reden zijn, dat in het Kon. besluit, dat bij Stbl. van 1890 N°. 58 werd gepubliceerd, geen gewag wordt gemaakt van het Kon. besluit van Stbl. 1886 N°. 147, dat dezelfde zaak regelt doch hetwelk in het latere art. 22 eene wijziging brengt? (verg. al: 3 en 4 van blz. 459.) (28) De beschouwing betreffende art. 13 Stbl. 1890 jM°. 58, op blz. 485 voorkomende, is ons niet recht helder. „Wanneer, „zoo lezen wij uit art. 13" wanneer de militaire rechter „van oordeel is, dat de veroordeelde ter zake van het gepleegde feit on geschikt is om den graad van onderofficier te bekleeden, dan kan hij die „degradatie uitspreken „1. bij alle veroordeelingen tot de straf van militaire detentie, „2. bij alle veroordeelingen tot militaire gevangenisstraf, „3. bij alle veroordeelingen tot gevangenisstraf (uit het gemeene recht), „4. bij alle veroordeelingen tot de straf van dwangarbeid buiten den „ketting." Als nu deze lezing de juiste is, hoe kan men dan de alinea's 4, 5 en 6 verklaren? Waarom zou (4e alinea) de rechter in dat geval, d. w. z. bij veroor deeling tot de straf van militaire gevangenis voor den tijd van vijftien jaren, zonder vervallenverklaring van den militairen stand, niet bevoegd zijn tot degradatie van den veroordeelde? En dat de militaire gevangenisstraf in het artikel zou buiten gesloten zijn, kon toch, dunkt ons, op geen enkelen goeden grond worden aangenomen. (29) Intusschen, men heeft blijkbaar hier en daar in de meening ver keerd, dat, omdat het woord militairein art. 13 gemist wordt, den algemeenen term gevangenisstrafeene meer beperkte beteekenis moest worden gegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 566