554 Hoewel de redeneering van blz. 572 tegen het inbrengen van reclame na het geheel ondergaan eener onverdiende straf, voor alle soort van straffen geldt, is het een feit, wij zijn dit met S. volkomen eens, dat het ten aanzien van de straf van plaatsing in de 2e kl. van militaire discipline wel de grofste onbillijkheid toelaat. Toch is er tegen de beschouwing „Wat is inderdaad de plaatsing „van een gewoon soldaat in de klasse anders als eene degradatie „van dien soldaat tot eene lagere categorie van soldaten aan te voe ren, dat er bij de straf van plaatsing in de klasse een einde is aan te wijzen, hetwelk bij de straf van degradatie (voor onbepaalden tijd opgelegd) niet het geval is. Dat neemt niet weg dat 'schrijvers conclusie op blz. 573, op de daarvoor door hem aangevoerde gronden, alleszins juist moet worden genoemd. Gelukkig behooren intusschen zulke vergissingen, als waarvan S. een voorbeeld aanhaalt, zeer zeker tot de hooge uitzonderingen. Eenigszins zijn doel voorbij streeft S. op de blz. 574—575, en laat hij zich in het vuur zijner pleitrede tegen de bestaande onbillijkheden tot een paradoxale uitspraak verleiden. Hoe is anders alinea 5 van blz. 574 te verklaren? Daar heet het toch, dat de straf van plaatsing in de klasse eveneens van onbepaalden duur isvermits de gestrafte ten gevolge van disciplinaire overtredin gen telkens opnieuw kan instorten, en na herhaalde bestraffingen, zelfs kan worden ingelijfd bij een strafdetachement of verwijderd uit het leger. Ja, het kan nog erger. Maar, toegegeven dat de kans om straf op te loopen grooter is (wat intusschen niet zoo heel zeker is), toegegeven dat de straffen zwaarder zijn, die in het tijdperk der plaatsing worden opgelegd (wat niet wordt ontkend), dan nog gaat het niet aan, om die herhaalde bestraffingen op rekening te stellen van de eerste straf, te beweren dat zij daarvan een onvermijdelijk gevolg zouden zijn. Op dien grond (7e alinea) kan dus de reclame niet onmiddellijk worden toegelaten. De gevolgtrekkingen van blz. 575 geven ons dan ook den indruk van pour ie besoin de la cause te zijn uit de pen gevloeid. En de daarop geba seerde slotsom is dan ook niet juist, omdat niet wordt gereclameerd over de gevolgen der opgeiegde bestraffing, maar over do straf zelve.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 569