558 De beide laatste regels van blz. 634 kunnen, dunkt ons, veilig luiden ,1. Deze inventaris Lr". Het inyeval van vrijspraak (blz. 637) heeft in den aanhef altijd voor ons iets pijnlijks gehad. Is dat niet weg te nemen, of zijn die modellen niet voor wijziging vatbaar? (25) Wij toch zouden het woord niet een andere plaats in dien zin willen geven. Er is immers toch ook bewezen, dat beklaagde het feit niet ge pleegd heeft? Op blz. 638. Achter art. 224 R.L. te stellen: en 219 R.L. (26). In verband met het vroeger door ons opgemaakte zouden wij de stemmingen in de notulen (blz. 644—645) willen zien beginnen bij het 7® lid. En hiermede zijn wij aan het einde van onzen arbeid genaderd. Korter dan wenschelijk was, stonden wij wellicht stil bij tal van zaken, die eene meer uitvoerige bespreking overwaard waren. Gebood aan de eene zijde de ruimte, die het Indisch Militair Tijdschrift voor besprekingen als de onderwerpelijke mag beschikbaar stellen, om niet te diep in te gaan op militair-rechterlijke quaesties, het was aan den anderen Kant onze eigen tijd, die tot meerdere beknoptheid dwong. Hier en daar bestond bij ons verschil van opvatting over zaken, een enkele maal ook over de inkleeding; soms zal dit een gevolg geweest zijn van onze mindere bekendheid met liet rechtwaarin we uit den aard der zaak geen vakman zijn. Eenige bedenkingen van den Heer Barré tegen sommige onzer opmerkingen, aan het slot van ons opstel geplaatst, zullen den be langstellenden lezer meerder licht verschaffen. Haar onze meening draagt het geheele door ons besproken le deel van het „militair strafrecht in Nederlandsch-Indië" de blijken van met groote zorg te zijn samengesteld, en wij aarzelen niet het een aanwinst te noemen voor allen, die geroepen kunnen worden tot de uitoefening der militaire rechtspleging.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 573