561 (18) Behalve art. 139, spreken ook de art. 137, 393 en 394 van „Pre sident" en „Leden", zoodat mijn oordeel voldoenden steun vindt in de R. L., terwijl het overal de usance is, den „President" van de „Leden" te onderscheiden. (19) Daaromtrent bestaat geen besluit; 't is dus ten onrechte dat tot nu toe officieren van het garnizoen te Banjoe-Biroe geroepen worden tot zitting nemen in den krijgsraad te Willem 1. (20) Het H. M. G. neemt thans daarmede geen genoegen meer en heeft onlangs een vonnis van den krijgsraad te Soerabaja vernietigd, omdat bij de samenstelling van dien krijgsraad van art. 136 R. L. zonder geldige reden was afgeweken. (21) Accoord. (22) Ja, deze alinea kan gevoegelijk worden beschouwd als te zijn vervallen. (23) Yoor de meening van den geachten beoordoelaar is veel te zeggen, liet H. M. G. besliste echter in tegenovergestelden zin, met welke be slissing ik mij zeer goed kon vereenigen. (24) Naar mijn oordeel, ja. (25) De uitdrukking: Straffenopgelegd door den militairen rech ter", omvat m. i. veel meer dan do militaire straffen van gevangenis en detentie, daarom blijf ik bij mijne meening persisteeren. (26) Ook deze opinie kan ik onmogelijk deelen. (27) Niet in de wet evenwel: van daar mijne vragen. Het Reglement op den Garnizoensdienst kwam tusschen beiden om het draconisch voor schrift der wet, onwettig te verzachten. (28) Art. 22 van Stbl. 1890 N°. 58 is gelijkluidend met art. 22 Stbl. 1883 N°. 54. Het K. B. tot 25 Mei 1886, N°. 51, kan dus zeer goed ook naast Stbl. 1890, N°. 58, blijven bestaan en is dan ook nog steeds van kracht. (29) Iedere straf heeft een speciale benaming, en oen bijzonder karakter wanneer in de wet alleen gesproken wordt van de straffen van militaire

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 576