48 Art. 64. Dit artikel handelt over de dagelijksche reiniging van het kwartier het schrijft voor, dat deze behoort te geschieden door daartoe ge commandeerde soldaten en de in de 2e klasse van militaire discipline geplaatste manschappen. Voorts zegt het artikel: „De manschappen van de 2" klasse van militaire discipline worden „in de eerste plaats tot het doen van het onreinste werk aangewezen'^ Deze bepaling achten wij zeer verkeerdde plaatsing in de 2e klasse van militaire discipline is reeds eene zoo zware straf, dat het niet gewenscht, zelfs niet gewettigd is, die straf door de hierboven ge citeerde bepaling nog aanmerkelijk te verzwaren. De klassiaan draagt in elk geval de koninklijke uniform, (zij het dan ook niet in de meest schitterende gedaante) en om zoo iemand diensten te doen verrichten, waarvoor men op verscheidene plaatsen in Indië (te Pa- dang bijv. naar alle waarschijnlijkheid) geene koelies zou kunnen krij gen, en die dan ook meer tot kettinggangersarbeid behooren, is, dunkt ons, zeer stuitend, zoowel voor hem, die het ziet, als voor den klas siaan, die bedoelde diensten ten aanschouwe van inlandsche vrouwen, keuken en kampementkoelies, schoenpoetsers enz. enz. presteert. Waarom zijn voor die werkzaamheden geen kettinggangers te verkrijgen? Deze toch zijn daarvoor eerder bestemd, dan om bijv. de bloemperken van de njonja residèn of njonja assistèn in orde te houden. Laat men een soldaat verachtelijke koeliediensten verrichten, die hem in eigen en in anderer oogen vernederen, dan behoeft men er zich waarlijk niet over te verwonderen, wanneer het „gevoel van eer", waarmede het Reglement van krijgstucht nog al eens schermt, hem gaat begeven. Behandel den klassiaan streng, doch niet ver nederend, dat zou o. i. de te volgen stelregel behooren te zijn. Wij zijn echter nog niet au bout de notre latin. Tot nu toe be spraken wij het verrichten van het onreine werk door klassianen maar hoe nu, wanneer het korps zoo gelukkig is deze individu's niet rijk te zijn? Dan moet dat werk gedaan worden door menschen, die soms niets of zeer weinig op hun kerfstok hebben. Hoe wij, na het voorgaande, over dezen maatregel denken, zullen wij wel niet verder behoeven te ontwikkelende zaak wordt dan nog veel stui tender; wij hopen dan ook van harte, dat daarin wijziging kome,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 59