51 in de vijf dagen betaald"; hiervoor ontvangt, blijkens art. 10t>, een kind alleen rijst, doch eene vrouw geheel hetzelfde eten als de manschappen. „De vrouwen en kinderen van Inlandsche militairen, die in het hospitaal verpleegd worden of om wettige redenen tijdelijk afwezig zjjn, worden kosteloos uit de menage gevoed". Ziedaar bepalingen op welker billijkheid veel valt af te dingen. Yooreerst, waarom deelen alleen de Inlanders in deze gunstige bepalingen, terwijl een Europeaandie betrekkelijk minder soldij ontvangt dan zijn bruine broeder, maar zelf moet zien hoe hij vrouw en kinderen te eten geeft; waarom den Inlander geholpen en den Europeaan niet? Doch dit is niet de hoofdzaak, waarop wij wenschten neer te komen. Onze bedoeling is meer bepaaldelijk om te wijzen op het hoogst onbillijke der geciteerde voorschriften. Uit den aard der zaak moet de voeding van den soldaatdie toch, dunkt ons, de hoofdzaak is waarop gelet dient te worden, door de bedoelde bepalingen ontegen zeglijk lijden. Het gouvernement verstrekt vivres aan den man zelf moeten daarvan, zonder vermeerdering, ook nog zooveel vrouwen en kinderen gevoed worden, dan is het zoo klaar als de dag, dat de manschappen te weinig krijgen. Het dubbeltje dat er per vijf dagen voor elke vrouw in de menage wordt gestort, zal de zaak niet ver beteren daarenboven komt het ons zeer onbillijk voor om die man schappen, die öf geene vrouw hebben, öf haar niet aan de menage laten deelnemen, te dwingen om bij te dragen aan de voeding van de vrouwen van anderen. Nog veel onrechtvaardiger dunkt ons de bepaling die wij hierboven het laatst aanhaaldendat vrouwen en kinderen van absente mili tairen kosteloos door de collega's van hare echtgenooten en hunne vaders worden gevoed, dunkt ons geheel onverdedigbaar. Behoorlijk zou het zijn, wanneer een ieder, die er vrouw of kinderen of beiden op na wenscht te houden, ook voor de voeding van zijn gezin zorgt. Art. 107. Volgens dit artikel, zooals het gewijzigd werd bij A. O. N°. 37

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 62