53
welke niet tot het voedsel behooren, worden op den laatsten dag
van de rekening geboekt".
Welk nut dit voorschrift heeft, verklaren wij niet in te zien; een
nadeel er van is wel aan te wijzen, nl. dat het de verificatie door
den officier der week en den compagniescommandant alsmede het
opmaken der menagerekening noodeloos bemoeielijkt.
Daarbij komt nog dat van de hierboven bedoelde uitgaven, op den
laatsten der vijf dagen geboekt wordende, door de op dien dag in
het menageboek vermelde inkoopers, geene rekenschap gegeven kan
worden; die uitgaven worden in het menageboek vermeld achter
hunne namen, dus als in hunne tegenwoordigheid gedaan, terwijl zij
van niets af weten. Rationeel is dit o. i. niet.
Uit de laatste alinea van ditzelfde artikel blijkt dat de benoodigd-
heden voor het onderhoud van wapening en ledergoed ten laste van
de menage moeten worden aangeschalt. Hoe het ooit mogelijk ge
weest is eene zoo hoogst onbillijke bepaling in het leven te roepen,
moet verwondering baren. Wapens en leergoed toch behooren aan den
lande, het onderhoud geschiedt in het belang van den lande; waarom
moet dit laatste door den soldaat worden bekostigd teu nadeele van
den inwendigen mensch? Waarom laat men dan ook de reparatie
kosten niet door de gebruikers dragen, dat zou voor het gouvernement
nog voordeeliger zijn en zeker niets minder onbillijk dan den soldaat het
onderhoud van zijne ('s gouvernements) wapens te doen betalen. Aldus
voortgaande zou men er ook toe kunnen overgaan om alle gouvernements
goederen die door den soldaat gebruikt worden (kazerneering,kookgereed-
schap, enz.) en zelfs de kazernes uit- zijn zak te laten onderhouden!
Onbegrijpelijk is het, dat niet al lang aan de hier door ons bedoelde
onbillijkheid een einde is gemaakt, te meer daar er reeds zoo dikwijls
en van verschillende kanten op gewezen is. Yeel hoop op het ver
dwijnen dezer onrechtvaardige bepaling geeft ons dit dan ook voor-
loopig niet. Dit neemt niet weg, dat wij ons genoopt voelen om
nogmaals in het belang van onze soldaten op dit aambeeld te hameren,
gedachtig aan de spreuk, dat een droppel door dikwijls te vallen,
zelfs de hardste rotsen doorboort.
Art. 137.
Dit artikel bevat voorschriften betreffende de toelating van burger-