66 betting, bestaande uit schakels, welke veel weg hebben van die van een hondeketting en dus moeielijk plat te draaien zijn. Werkt zoo'n stang met een eind hondeketting er aan welke in eene harde hand een waar folter werktuig is dan gevoelt het paard dikwijls meer drukking in de kinkettingholte dan op de lagen, en zal het aan de meeste drukking toegevende tegen het mondstuk inwerken. Ziet men zoo'n folterwerktuig in een zachten mond in werking brengen door een hardhandigen ruiter, dan komt de lust op, om dezen naar de zevende hel te verwenschen. Bij het slechte opstangen en opzadelen van tal van paarden, die door burgers bereden worden, kan men nog voegen dat, aangezien zeer vele van deze niet hebben leeren rijden, zij eene slechte hou ding te paard hebben. Velen rijden met te korte stijgriemen en sommigen hebben daarbij nog de gewoonte de voeten diep in de beugels te steken, zoodat deze in de holten en niet onder de ballen der voeten zitten en de laatste totaal hunne vrijheid in het gewricht missen. Het rijden met te korte stijgriemen heeft de volgende nadeelen: 1°. komt een grooter deel van het gewicht van den ruiter op de voorhand, tenzij hij niet op het midden, maar achter op het zadel zit, wat dikwijls geschiedt; 2°. liggen de dijen en de knieën ge woonlijk slecht tegen het zadel aan, en 3°. kunnen de beenhulpen al heel slecht aangewend wordenhet is zelfs onmogelijk, dit goed te doen. Het 1°. en 3°. behoeft niet verklaard te worden, zoo duidelijk is een en ander; en wat het 2°. betreft kan men, wanneer men zich achter of vóór den ruiter plaatst, heel dikwijls tusschen het zadel en zijne knieën doorzienmeermalen is de afstand tusschen één van deze en het zadel zóó groot, dat er voldoende ruimte is om er 4 vingers door te steken. Van een goed aanliggen der dijen en knieën, het voornaamste middel om zijn evenwicht te paard te hebben en steeds te behouden, is geene sprakede zit heeft dan ook hoofdzakelijk plaats op de billen en de achterzijden der dijen worden de onderbeenen daarbij nog achterwaarts gehouden dan zijn de kuiten altijd door in aanraking met het paard. In dit geval zich vóór het dravende paard plaatsende, ziet men de knieën van den ruiter steeds heen en weer gaanze zwabberen van rechts naar links en omgekeerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 77