87 tusschen zonen van één land en hem voeren op den weg, die tot den socialen vooruitgang leidt. Niemand dan de officier is beter in staat om op zijn onderge schikten een krachtigen, heilzamen invloed uit te oefenen. Deze meerdere toch is doorloopend in onmiddellijke aanraking met zijne ondergeschikten, hij deelt hun werk, hunne vermoeienissen en en daarin ligt het groote verschil met de verhouding tusschen hooger- en lagergeplaatsten in de burgermaatschappij trekt daarvan geen enkel voordeel. Zijn winst is niet, evenals die van fabrieksbezitters en andere werkgevers, afhankelijk van den meerderen of minderen arbeid van zijne ondergeschikten. De belangen van officieren en soldaten zijn niet met elkaar in strijd maar gaan samen. Het gezag, waarmede eerstgenoemden zijn bekleed, is een uitvloeisel van wettige bepalingen en verorde ningen het kan nooit tot een onderwerp van discussiën gemaakt worden en werkt daarom te beter, omdat de officieren op hun beurt ook weder aan de geduchte en niet te ontduiken krijgstucht zijn onderworpen. Door hunne positie in de maatschappij en door hunne juist af gebakende en door geen persoonlijke belangen in de waagschaal ge brachte verhouding tegenover hunne minderen, zjjn de officieren dan ook, als het ware, de aangewezen personen, om zuivere toestanden op sociaal gebied in 't leven te roepen en de verschillende elementen, die onder hunne orders dienen en uit alle standen gerecruteerd wor den, te leeren in 't vervolg van het leven, wanneer de verplichte diensttijd reeds lang achter den rug is, één groot gemeenschappelijk belang voor te staan en eendrachtelijk het levenspad te bewandelen. En toch, zegt de schrijver, denkt men er bij ons niet aan, den machiigen invloed van het officierskorps tot dat doel te benutten; inen vraagt zich niet eens af, of de zeer bedenkelijke sociale ver schijnselen, die het tegenwoordige jonge geslacht in beweging brengen, niet door de medewerking van de militaire opvoeding zouden kun nen worden geneutraliseerd. En die geringschatting, die verspilling van zoo nuttige krachten, zij moeten geweten worden aan het in de Fransche maatschappij nog maar al te veel heerschende denkbeeld, dat elk officier een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 98