SCHIETKATOEN EN ROOKELOOS BUSKRUIT. Aangezien het voornaamste bestanddeel van de meeste rookelooze of rookzwakke buskruitsoorten schietkatoen is, hangt de geschiedenis van dit springmiddel nauw samen met die van het rookelooze buskruit. Geschiedenis van het schietkatoen. Deze begint in 1833, toen Bra- connot ontdekte, dat papier en stijfsel, met sterk salpeterzuur ver mengd, eene poedervormige, licht ontbrandbare stof vormden. Dit is to beschouwen als de ontdekking van het schietkatoen. In denzelfden tijd nam Pélouze waar, dat stijfsel na indompeling in sterk zwavelzuur zwaarder werd, en dat stoffen, die uit cellulose bestonden, na die behandeling zeer ontbrandbaar werden. Cellulose is de stof, die bij planten de celwanden vormt. Het volgende belangrijke feit is, dat in 1846 Schönbein eene nieuwe ontplofbare stof aankondigde, die viermaal zoo krachtig werkte als buskruit, en daarom door hem dringend werd aanbevolen als uitstekend te gebruiken bij vuurwapenen. Böttger ontdekte in den zelfden tijd een ontplofbaar katoen. Schönbein en Böttger veree- nigden zich nu om hunne ontdekkingen te exploiteeren. De algemeene belangstelling in dit onderwerp wordt vrij wel weer gegeven door een gezegde uit dien tijd: „door de litteratuur gaat een adem van schietkatoen, en het verbruik van salpeterzuur is kolossaal. Men was echter nog lang niet waar men wezen moest. De tot nog toe bereide stof was gevaarlijk in de behandeling, dus nog abso luut ongeschikt voor practisch gebruik op groote schaal. Otto, voortbouwende op de waarnemingen van Pélouze, maakte een schietkatoen, dat minder krachtig werkte dan dat van Schönbein en Böttger; de eerste gebruikte slechts salpeterzuur, de laatsten sal peterzuur met sterk zwavelzuur vermengd; zij hielden hunne bewer-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 146