156
Niet lang daarna maakte oen soort van werfdepot deel uit van
het algemeen depot der landmacht N°. 33, dat uit verschillende divisiën
samengesteld en in verschillende garnizoenen gelegerd, bestemd schijnt
geweest te zijn tot het opnemen van zg. kolonialen en slecht
oppassende militairen van hot Nederlandsche leger, die aan een stren-
geren strafcursus onderworpen waren beide categorieën droegen dezelfde
uniform; de kolonialen hadden evenwel koperen, de overigen iakeu-
sche knoopen.
De 1° divisie van dat depot was uitsluitend aangewezen voor
het opnemen der kolonialen en bad reeds Harderwijk tot standplaats.
Toen evenwel medio 1843 de 2e en 3e divisie van dat korps
ontbonden werden en de klasse van discipline naar de korpsen zelve
werd overgebracht, werd de 1° divisie kort daarop met ingang van
1 Januari 1844 herschapen in het thans nog bestaande koloniaal
werfdepot.
Aan het hoofd van dat depot zou staan
1 majoor of luitenant-kolonel, terwijl voorts daarbij werden inge
deeld
1 luitenant-adjudant,
2 officieren-kwartiermeesters,
2 officiereu van gezondheid,
1 officier van kleeding (een geponsionneerde, die eene toelage
uit het administratiefonds genoot),
4 kapiteins,
4 eerste luitenants,
4 tweede
1 adjudant-onderofficier,
1 korporaal-tanrboer,
1 -hoornblazer,
3 schrijvers,
1 geweermaker,
1 schoenmaker,
1 kleermaker,
4 sergeant-majoors,
16 sergeanten,
4 fouriers,