219 thans de minister daartegen geen overwegende bedenkingen had. De minister trachtte nog het aannemen van het amendement te keeren en zeide het volgende: „De geachte voorsteller van het amendement moet niet uit het oog ver bliezen, dat wij, wat de aanwerving van het leger in Indië betreft, ver- .keeren in een toestand van overgang. Wij hebben niet alleen het werf depot te Harderwijk, maar ook daarnaast de oprichting van eene kolo niale reserve. Wat daarvan de resultaten zullen zijn, is nu nog niet „bekend. Het kan zijn dat de laatste volkomen slaagt en men daarin „een middel vindt om het Indische leger op uitstekende wijze aan te vul- „len. In afwachting daarvan zullen wij echter het werfdepot te Harder wijk moeten behouden. Ik geef den geachten spreker toe, dat wanneer „men het aantal manschappen, dat in den laatsten tijd is aangeworven, „vergelijkt met de vroegere wervingen, dit tegenwoordig kleiner is. Doch „daaruit is niet af te leiden, dat het vaste personeel te Harderwijk nu „reeds dadelijk zou kunnen verminderd worden. Men heeft hier te doen „met eene vaste organisatie, die langen tijd heeft bestaan en waarin het „moeielijk is zoo dadelijk in te grijpen. „Blijkt het, dat wij ook op andere wijze in de getalsterkte van het „Indische leger kunnen voorzien, dan zal men er toe kunnen overgaan „wijziging te brengen in het werfdepot te Harderwijk." „Alhoewel de Regeering daartoe gaarne bereid zal zijn, zou ik het nu „niet gaarne op mijne verantwoordelijkheid nemen om reeds nu in die „organisatie verandering te brengen." De voorsteller van het amendement verklaarde zich daarop dank baar voor den ondervonden steun, ook van den minister, daar deze toch verklaarde dat het beginsel moest worden toegegeven; het is alleen zoo zeide hij dat wij verkeeren in een tijdperk van overgang, waarbij sinds 3 a 4 jaren niet meer dan 150 man gemid deld te Harderwijk aanwezig zijn, terwijl het depot is ingericht voor 500 man. Wij zouden dus daar bij eene oefening van een maand tijds moeten komen tot een jaarlijksch contingent van 12 X 500 6000 man iets wat natuurlijk ondenkbaar is voor dat er een kader als het tegenwoordige vereischt wordt. Ik geloof gaarne zoo sprak de voorsteller ten slotte dat de zaak, wanneer ik nu mijn amendement intrek, door den minister met ernst behandeld zal worden, maar ik hecht er toch nog meer waarde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 230