INGEZONDEN. (DE WERKKRING YAN DEN LUITENANT-ADJUDANT). Geachte Redacteur Gaarne zoude ik eene plaats voor het ondervolgende willen ver zoeken, ten einde met een enkel woord te repiiceeren op hetgeen Wolfram in afl. 7 van dezen jaargang over art. 17 Inwendigen Dienst (weikkring van den luitenant adjudant) in het midden brengt. De schrijver heeft mijns inziens eene geheel verkeerde opvatting van deu werkkring van den luitenant-adjudant van den tegen- woordigen tijd. Vroeger, d. i. voor 15 en meer jaren geleden, was het voldoende zoo deze titularis een nijdige ijzervreter was, geroutineerd in het drillen van recruten en daarbij alle reglementen in de puntjes kennende. Met bureauwerkzaamheden had hij dau ook gewoonlijk niets van noode en zoude hij daarvoor ook misschien zelfs minder goed te gebruiken zijn geweest. Langzamerhand is in dien toestand echter verandering gekomen. Nadat de adjudant eerst, in 1874 naar ik meen, bereden gemaakt en daarmede reeds half en half tot persoonlijk adjudant gestempeld werd, deed de oprichting der depotbataljons in 1878 hem in het bataljon den werkkring verliezen, waardoor bij zich tot dien tijd bijna onmisbaar gemaakt had. Voortaan aangewezen op eene enkele exercitie per week (bataljons- school), het presentesren van het rapport aan den bataljons-commandant, en het theorie houden met het kadervan zijn bijzonder gemakkelijke dienst als compagnies-commandant van den kleinen staf niet gesproken zoude zjjne betrekking machtig veel van eene sinecure gekregen hebben, indien juist niet het bureauwerk, in de laatste jaren vooral

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1891 | | pagina 283