7
welken een arbeider met een gemiddelde spiermassa, gedurende
9_10 uren per dag werkende, kan verrichten. Een krachtig ge
bouwd man met groote spiermassa kan daarom met 118 gr. eiwit
per dag niet volstaan, terwijl daarentegen bv. een kleermaker met
geringe spiermassa, die lichten arbeid verricht, met minder kan uitkomen.
Met het vorenstaande rekening houdende en in aanmerking
nemende, dat de Inlander kleiner en minder zwaar dan de Europeaan,
ook in 't algemeen niet dien zwaren arbeid verricht en ook niet kan
verrichten, waartoe laatstgenoemde in staat is, gelooven wij uit dien
hoofde te mogen aannemen, dat de hoeveelheid van 118 gr. eiwit
per dag als gemiddelde voor den Inlander te hoog is.
Doch er is meer. Proeven hebben geleerd, dat het organisme,
behoudens natuurlijk een minimum, ook met minder eiwit in stand
kan worden gehouden en dat hierbij voornamelijk een rol speelt de
gewoonte om grootere of kleinere hoeveelheden dezer voedingsstof tot
zich te nemen. Verband hiermede houdt het feit, dat zooals van Pet-
tenkofer en Voit(1) aangetoond hebben, bij een vermeerdering van
vet of koolhydraten in het voedsel een vermindering van eiwitten
kan plaats hebben d. w. z. dat onder zekere omstandigheden grootere
hoeveelheden vet of koolhydraten het verbruik van een zekere hoe
veelheid eiwit in het lichaam kunnen tegengaan, of zooals men dat
uitdrukt: vet en koolhydraten zijn eiwitspaarders.
Het vorenstaande trouwens vindt steun in het feit, dat zich op
de aarde vele volkeren bevinden, die zich met een betrekkeljjk eiwit-
arme voeding niet alleen in het leven houden, maar daarbij krachtig
en gezond blijven. Een voorbeeld daarvan kan men vinden bij de
Japanners, die evenals de bewoners van onzen archipel hoofdzakelijk
van rijst leven.
Zoo deelt DK. F. Nakahaha (2) ons mede, dat J. F. Eijkman ge
vonden heeft in het dagelijksch voedsel der leerlingen van de Militaire
Academie te Tokio
88.07 gr. eiwit
18.67 vet en
622.koolhydraten.
(1) Zeitschrift für Biologie 1873.
(2) Archiv für Hygiëne 1888 blz. 101.