113
mogen der muildieren. Terwijl toch de dieren der Java-sectie
met het grootste gemak de Kali Limboeh doortrokken, bleven
er een paar dieren van de Atjeh-sectie in de modderige bedding
steken.
Yan af den Nja Ma Oen werd vervolgens de Mandarsah Tapijang
Batoe beschoten met Q. K. T. op 1600 M. Dit is een van de
weinige keeren geweest, dat er in de Edi expeditie op eenigszins
grooten afstand door de artillerie is gevuurd.
Had den llen Juni de artillerie geageerd in een terrein uitstekend
geschikt voor hare ontwikkeling, beweging en vuuruitwerking, hoe
geheel anders zou dat twee dagen later worden bij de eerste excursie
naar Bagoh en Oleh Gadjah. Den llen was de vijand grootendeels
van en in heuvelstellingen beschoten, nu zou een marsch door de
vlakte aanvangen, welke op slechts enkele plaatsen de ontwikkeling
der artillerie anders dan op den hoofdweg zou toelaten.
Aan de colonne, welke op den 13en bedoelde excursie zoude onder
nemen, werd toegevoegd de sectie bergkanons met de mortieren van
Java. Aan dieren werden slechts medegenomen: 1 ofücierspaard, 9
troepenpaarden en 8 muildieren. De munitie zou, voor zoo verre
noodig, met koelies en in tongkangs (over zee) worden vervoerd.
Yoor de kanons werden 93 schoten met puntprojectielen per
vuurmond mede gevoerd en voor eiken mortier acht lichtkogels,
hoofdzakelijk met de bedoeling om brand te stichten.
In de nabijheid van Kota Nawas werden de eerste schoten gehoord.
De vijand zat toen links van den weg in loopgraven op de heuvels,
en rechts in de versterking Kota Nawas en overigens in het zeer
bedekte terrein.
Uitzicht nihil. Daar de colonne er eenige oogenblikken aan bloot
stond om op beide flanken te worden aangevallen, zoo werd er afge
spannen en werden de met K. geladen vuurmonden door de man
schappen getrokken. De opzetten waren voor het K. vuur gesteld
en door even te voren op het terrein te richten, de stelschroeven
voldoende ingedraaid. Hield de colonne halt, dan werd terstond een