122
De verdere opmarsch naar Paja Enjo leverde geene moeielijkhe-
den op. Reeds op 1000 M. van die versterking kon men het met
zink belegde dak zien. Van aanwezigheid des vijands was echter
toen nog niets te bespeuren. Het terrein bezijden den weg werd
echter steeds modderiger.
De artillerie was nog op 400 M van Paja Enjo verwijderd,
toen de eerste schoten vielen.
Onmiddellijk werd hierop eene batterijstelling op 100 M. ten
N. van den weg gekozen. De le compagnie ontwikkelde zich echter
zoodanig, dat ze het vuur der artillerie zou maskeeren. Daarom
werd nog iets Noordwaarts en voorwaarts aangehouden. Met veel
moeite moesten de stukken door de manschappen over het modderige
en geaccidenteerde terrein worden gesleept.
De stukken verdwenen geheel in de alang-alang, maar men kon
toch nog even de zinken nok van Paja Enjo zien. Daar de artillerie
hier zeer was blootgesteld aan verrassingen, wijdde de dekking hare
bijzondere aandacht aan het terrein op haren rechtervleugel.
Vuren met G. K. T. zou hier hoogst gevaarlijk voor de eigen
troepen zijn, daar de projectielen rakelings langs den rechtervleugel der
le compagnie moesten gaan. Vóór het openen van het vuur werd
deze compagnie door den artilleriecommandant toegeschreeuwd, vooral
haren rechtervleugel te dekken.
Het observeeren zoude hier ook weder vele moeielijkheden opleve
ren. Gedurende de eerste 3 G. schoten bleef de artilleriecomman
dant echter te paard om beter te kunnen waarnemen. De 3e G.
sprong midden onder het huis en men zag den rook duidelijk tus-
schen het huis en de palissadeering opstijgen.
Nog 6 G. volgden dat voorbeeld, en men zag zelfs struiken en
atap omhoog slingeren. Toch werd het vuur uit de N. face nog
steeds beantwoord.
Thans zou er tot G. K. T. vuur worden overgegaan.
Nadat de rechtervleugel der le compagnie op waarschuwing nog
wat was ingekrompen, nam de vijand reeds na 4 G. K. T. schoten
de vlucht en het zeer sterke Paja Enjo was ons.
Dat men slechts één dooden Atjeher in de versterking vond, mag
als een raadsel ten opzichte van de uitwerking der G. scherven worden