124 in de richting van de Gedei gedaan, welke tot geene betere resul taten leidde. De Gedei lag achter eene smalle heuvelreeks van 15 a 20 M. hoogte en dit maakte, dat zelfs door beklimming van een huis niets zichtbaar werd. Daar men zuinig moest zijn met de G. K. T. werd eerst getracht met G. in te schieten op den genoemden boom, doch van de op afstanden van 600, 700 en 800 M. afgegeven schoten zag men niets. Nadat de artilleriecommandant zich op 150 M. rechts van de sectie had gesteld om te observeeren, werd met G. K. T. op den boom ingeschoten en vond men spoedig 900 M. als den artilleristischen afstand. Nu werd het vuur met G. en G. K. T. opklimmende van 1000 1200 M. voortgezet. Alle projectielen sprongen. De G. K. T. zag men niet springen, zoodat de springpunten blijkbaar aan gene zijde van den heuvel lagen. Na een uur langzaam vurens (27 G. 15 G. K. T.) werd het vuur gestaakt en de terugtocht aangenomen. Bij dezen terugtocht werd de colonne beschoten. Het terrein en de omstandigheden gedoogden echter niet, dat de artillerie in stelling kwam om het vuur te beantwoorden. Over een der sesaks gaande, zakten de opgeladen muildieren van het eerste stuk er bijna door en beschadigden zij daarbij de sesaks zoodanig, dat het niet raadzaam was ook het tweede stuk opgeladen daarover te brengen. Daarom werd er afgeladen. De vijand dit ziende drong op en het gelukte hem een fuselier te verwonden. Daarna werd het bivak zonder stoornis om 5 uur n. m. bereikt. Den volgenden dag werd de sectie met tongkangs naar Edi terug gesleept. Hieromtrent valt niet veel op te merken. De munitie en gereedschappen werden onderin geborgen, terwijl de stukken ter weerszijden van den mast werden gesjord. Door het spannen van ophoudreepen werd voorkomen, dat de dieren van boord konden glijden. Het debarkeeren en marschvaardig maken leverden in de duis ternis nog al bezwaar op, vooral het behoorlijk bij elkander houden der gereedschappen. Om redenen in den aanhef van dit opstel vermeld, worden de overige verrichtingen der bergartillerie stilzwijgend voorbijgegaan. Uit het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 127