- 127
bataille in het centrummaar nimmer op de vleugels zouden plaatsen en hen
evenmin voor achterhoeden zouden bezigen
In de tactische aanbevelingen en wenken voor den tweeden veldtocht
tegen Atjeh vinden wij op blz. 9
„Ook van sluippatrouilles wordt niet genoeg gebruik gemaakt; gelet
„echter op den listigen vijand, dien wij doorgaans te bestrijden hebben,
„en zijne kunst om te overvallen, dienen deze meestal uit Inlanders te
„bestaan, bijv. 2, waaraan 1 Europeaan wordt toegevoegd. Met opzicht tot
„de schildwachten wordt aanbevolen voor dubbelposten, wanneer dit zonder
„bezwaar kan geschieden, den Europeeschen met den Inlandschen soldaat
„te vereenigen, enz."
en op blz 16 bij de behandeling van den aanval op vijandelijke
werken
„Zoodanige verrassingen geschieden gemeenlijk door infanterie, met
„eenige pioniers voorzien van hunne gereedschappen en middelen om bressen
„te maken, of gebouwen te doen springen, eene combinatie van Europeanen
met Inlanders is daarbij aan te bevelen."
Hetzelfde voorschrift vinden wij in den vroeger bij het leger in ge
bruik zijnden velddienst van W. A. van Rees terug. Een beginsel dat
trouwens nu nog in 110, 119 en 169 van ons voorschrift op den
velddienst gehuldigd wordt, in strijd met 7 van de bataljonsschool.
Het mag dus wel een opmerkelijk verschijnsel genoemd worden,
dat genoemd voorschrift op den velddienst de traditie, om voor den
veiligheidsdienst, zooveel mogelijk, manschappen van verschillenden
landaard te bezigen, getrouw is gebleven, terwijl de organisatie van
onze veldbataljons alleen compagnieën van denzelfden landaard kent.
Men kan dit alleen verklaren door aan te nemen, dat de onder
vinding geleerd heeft, dat dit voorschrift alle aanbeveling verdient
en doelmatiger is gebleken dan het bezigen van manschappen van
één landaard. Tot dezelfde conclusie zou men geraken, als men
bedenkt, dat te velde herhaalde malen het tactisch verband der
troepen werd verbroken, om Europeanen en Inlandeis bij elkander
te voegen. Zoo vormde de kolonel Kroesen in het Palembangsche
compagnieën van 1/a Europeanen en 2/3 Inlanders, welk voorbeeld in
1875 door den generaal Pel te Atjeh werd gevolgd, waar in latere
jaren ook nog herhaalde malen zoogenaamde gemengde compagnieën
werden geformeerd voor de uitrukkende colonnes.