EEN PA Alt OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN HET
PROMOTIE VRAAGSTUK BIJ DE INFANTERIE.
Zoo zijn dan, indien men de couranten gelooven kan, eindelijk de
voorstellen in zake de reorganisatie der infanterie bij het Ministerie
van Koloniën in behandeling gekomen. Nu, het werd tijd, in de
eerste helft van 1890 aan de Regeering ingediend, heeft deze klaar
blijkelijk niet over ijs van één nacht willen gaan, doch de zaak
kalm van alle kanten bekeken. Komen nu de stukken bij het Mi
nisterie niet onder een dier fameuse loodjes te recht, die als graf
monumenten op tal van behandelde voorstellen staan, dan hebben
wij wel kans dat. voor het einde van deze eeuw iets wat nog eenigs-
zins op de oorspronkelijke voorstellen gelijkt, als reorganisatie van
het wapen der infanterie, het licht ziet.
Doch zelfs indien de door het legerbestuur ingediende organisatie
in haar geheel genade vindt in de oogen van commiezen, referenda
rissen en verdere legerspecialiteiten, wat hebben wij officieren, wat
heeft het wapen daarvan dan voor de promotie te verwachten?
Ten einde die vraag met juistheid te kunnen beantwoorden, zoude
het noodig zijn dat wij de beschikking hadden over bovenbedoelde
stukken, wat niet het geval is.
Toch behoeven we daarom nog niet met de handen in den schoot
te zitten. Indische staatsgeheimen zijn nu zoo geheim niet of een
gewoon mensch kan er nog wel eens wat van te weten komen.
Zoo vertelt men dan, dat behalve door de oprichting van 2 nieuwe
bataljons infanterie en geringe formatiewijzigingen in den geweste
lijken staf en de garnizoensbataljons, do promotie voor de subalterne
officieren, hoofdzakelijk verbeterd zal worden door:
a. bij elk veldbataljon een kapitein van speciale diensten zonder
compagnies-commando aan te stellen.