136
dit oogenblik in het Nederlandsche leger 2000 en in het Ned.
Ind. leger 1700 officieren bevinden. Beide getallen vormen samen
het respectabele cijfer van 3700 officieren of circa 1 officier op de
1200 inwoners van het Rijk. (1) Die verhouding is enorm hoog,
hooger dan in eenig leger van het tot de tanden gewapend Europa.
De oplossing van de bovengestelde vraag ligt nu geloof ik voor
de hand. Zij is geene andere dan deze: verminder het aantal of
ficieren en wel in de lagere rangen. Hierdoor verbetert de verhou
ding tusschen de formatieeijfers in de verschillende rangen en daar
mede de promotie. Dit kan, zoo in de functiën op andere wijze
voorzien wordt, zonder eenige schade voor den dienst geschieden.
Wij hebben inderdaad veel te veel officieren bij de infanterie. Geene
enkele compagnie behoeft een grooter officierskader dan 1 kapitein
commandant, een le en een 2e luitenant. De officieren bij de com
pagnie behooren de wetenschappelijk gevormde aanvoerders te zijn
en zoo men de zaak uit dit oogpunt beschouwt, zal men mij toegeven
dat een drietal meer dan genoeg is.
Ik weet wel dat vele chefs er geheel anders over denken, dat
vooral de Atjehoorlog, die ons tal van jong en ongeoefend kader
bezorgd heeft, grootendeels de schuld draagt, dat de officieren nog
altijd voor vele werkzaamheden gebruikt worden die door ouder
officieren behooren gedaan te worden, doch deze toestand moet eu
zal ook veranderen naarmate het leger wederom meer tot rust komt
en nieuwere denkbeelden zich baan breken onder het toongevend
gedeelte der armee.
Reeds boven merkte ik op, dat door het verkleinen van het offi
cierskader bij de compagnie, de promotie verbeterd zoude worden,
doch er zijn aan deze inkrimping nog vele andere voordeelen verbonden.
Men kan bv. de eischen voor den officiersrang hooger stellen.
Deze zijn thans voor de officieren, die uit den troep voortkomen,
wel tot het minimum beperkt, het niet-wiskundig gedeelte van het
examenprogramma maakt een vrij povere figuur en zoude mijns
bedenkens vrij wel uitgebreid dienen te worden.
Nog liggen de tijden niet lang achter ons toen men, ten einde
(1) Do zeemacht is buiten beschouwing gelaten.