139
de overblijvenden bij het weder sterker worden van het officierskorps
langzamerhand ingesmolten werden.
Na het bovenstaande behoeft het geen betoog, dat ik niet gaarne
weder dez'dfde positie in het leger zoude willen scheppen.
Wat ik echter wel gaaine zoude zien is het volgende.
Telken jare wordt aan de onderofficieren, die hun 30° levensjaar
nog niet ingetreden zijn en door gedrag en ijver daarvoor in
aanmerking komen, de gelegenheid aangeboden om, overeenkomstig
een nader vast te stellen programma, mede te dingen naar een bepaald
aantal plaatsen op de kadersohool te Meester Cornelis, ten einde aldaar
voor „vaandrig" opgeleid te worden.
De cursus duurt 2 jaren; de adspiranten leggen na afloop daarvan
een examen af, welks programma ongeveer overeenkomt mot dat
hetwelk indertijd geldend was voor het zoogenaamd verlicht officiers
examen.
De aanstelling tot vaandrig geschiedt in volgorde van de op hel
eindexamen behaalde nummers.
De vaandrigs zijn verdeeld in 3 klassen en resp. geassimileerd aan
de overeenkomstige klassen van militaire opzichters der genie.
Geen vaandrig geniet, buiten en behalve de gewone emolumenten
aan den graad van adjudant-onderofficier verbonden, minder dan ƒ4.—
daags soldij
Na 20 jaren dienst, waarvan minstens 10 in den graad van vaandrig,
wordt naargelang der klasse een pensioen toegekend van 800
1000
Eene regeling van de positie in quaestie op de boven aangegeven
grondslagen gevestigd, zou, naar ik meen, ons niet alleen een flink
ontwikkelden, tevreden onderofficiersstand bezorgen, maar ook het
verloop in de lagere graden tegenhouden, wijl de man nu, zonder van
beroep te veranderen, eene bescheiden carrière maken kan.
Een krachtig middel bovendien om den lust en den ijver in het
korps vaandrigs levendig te houden zoude hierin bestaan, dat men
den plaatselijken staf evenals in Holland van het eigenlijk leger
afscheidde en de pl. adjudanten uit de meest geschikte en ijverigste
vaandrigs koos.
In hoeverre het al dan niet aanbeveling zoude verdienen om de