140
adjudanten-onderofficier af te schaffen en deze door vaandrigs te
vervangen, zou de ondervinding moeten loeren.
Thans een enkel woord over de Inlandsche officieren. Deze heb
ik, tot mijn spijt, persoonlijk niet meer in het leger gekend, zoodat
ik weinig, en dan nog van hooren zeggen, betrekkelijk hunne positie
kan mededeelen. Ook deze schijnt vrij treurig geweest te zijn. In de
eerste plaats beging het Gouvernement de fout om, tegen alle Javaau-
sche adats en gewoonten in, de Inl. officieren te kiezen uit de Inl.
onderofficieren van het leger.
Niet alleen dat zulk een officier ook in onze oogen, wat zijne
verdere eigenschappen ook mogen zjjn, door gebrek aan opvoeding
ongeschikt is om op voet van gelijkheid door het Eur. officierskorps
behandeld te worden, doch hij bleef ook in de oogen van den priaji,
van den adelijken Inl. ambtenaar, de parvenu, de omhoog gevallen
koelie waarop met minachting werd nedergezien.
Eene tweede door de Regeering gemaakte fout was, dat zij er weder
wat aan zocht te verdienen door deze officieren aanmerkelijk lager
te betalen dan hunne Europeesche ambtgenooten en hen derhalve
dwong of tot een armoedig leven of tot verschillende knoeierijen.
Zoo men dus te eeniger tijd nog eens een proef wil nemen met
Inl, officieren, dan vermijde men in de eerste plaats deze fouten.
Men kieze alsdan de adspiranfen voor deze betrekking uit de spes
patriae der adelijke Javaansche ambtenaarswereld, welke laatste
ons dankbaar zal zijn, niet alleen voor dit bewijs van vertrouwen
maar ook voor de eervolle carrière, die op deze wijze voor de jongere
zonen opengesteld wordt.
Geene overwegingen van waotrouwigen aard kunnen met eenigen
grond tegen dit voorstel aangevoerd worden. Men bedenke toch dat
een booswillend Javaansch civiel ambtenaar aan ons gezag en prestige,
palen ver verwijderd als hij soms is van de naaste afdeelingshoofdplaats,
oneindig meer nadeel kan berokkenen dan de officier van denzelfden
landaard, die voortdurend omringd is door zijne Eur. collega's.
Eene zaak van aanbelang zoude het bovendien voor de Regeering
zijn, om dien stroom van vrij wel onderwezen magangs eenigszins te
verminderen en hem althans zooveel mogelijk in eene voor Haar
nuttige bedding te leiden.