144 Ik voor mij durf gerust te verklaren dat ik van mijn kennis van Hoog-Maleisch in de pvactijlc nooit eenig profijt heb gehad (hoevelen heb ik hetzelfde hooren zeggen!), hoewel ik op de Militaire Academie vier jaren aan die taal heb gedaan, en wat meer zegt, mij daarvoor meer moeite heb gegeven dan zeer velen mijner academiegenooten. De heer Nijland schijnt zelf niet veel vertrouwen in het bereiken van zjjn ideaal te stellen, althans hij zegt op blz. 550 „dat Laag- Maleisch zullen die jongelieden (nl. zij die Hoog-Maleisch kennen) spoedig aanleerenmaar zij zullen dan eene taal spreken die met recht „dien naam mag dragen (het wordt dan toch weer een mengelmoes!) „en voor hunne minderen verstaanbaar is." Hu, dit laatste laten we voor rekening van den schrijver! Dat zij (die jongelieden) dat Laag- Maleisch spoedig zullen leeren, is in den regel wel waar, ofschoon ik niet gaarne den kost zoude geven aan hen, die zelfs najaren lang verblijf in onze Koloniën, nog niet bij machte zijn zich gemakkelijk in die „gemakkelijk aan te leeren taal" uit te drukken. Laat de heer Nijland maar eens goed opletten als hij eene visite maakt bij Inlandsche of Chineesche hoofden of tegenwoordig is bij het rapport houden in de kazerne. Trouwens, hij erkent zelf dat in de kazerne dikwijls misverstand ontstaat, doordat de Inlandsche soldaat, iets verkeerd of niet begrepen hebbende, zulks niet doet blijken, (blz. 546) en dat de man dikwijls tengevolge van misverstand gestraft wordt (blz. 547). En nu gebruikt men nog niet eens Hoog-Maleisch Op blz. 550 maakt de heer Nijland eene gevolgtrekking waar ik wel wat op tegen heb. Hij zegt„zouden die tegenstanders van het „Maleisch n en déplaise de heereu die steeds van Hoog-Maleisch „spreken meenen, dat iemand die zeer goed onderwijs in het Fransch gohad heeft, de handen of liever de tong niet verkeerd „zouden staan, wanneer hij na volbrachte studiën werd geplaatst in eene „Fransche machine-fabriek te midden van Fransche boeren ofineetne „Fransche compagnie? Zeker niet." Maar later leeren ze hun tong toch goed gebruiken, bedoelt hij. Ik ben dat geheel met den schrijver eens, maar om nu deze waarheid op het Maleisch van toepassing te verkla ren, is bepaald eene fout. Iemand die Fransch spreekt, zal best over weg kunnen met Fransche boeren of soldaten (ten minste als dezen niet alleen Provengaalsch of Breton spreken, want dan gaat de stelling

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 147