146
welke termen in het Maleisch geen equivalent bestaat, zoodat er dus
hier veel meer rnison bestaat om verbasterde woorden te gebruiken.
Op blz. 556 zegt de heer Nijland, dat het eerste aanhangsel
(woorden met gelijke of bijna gelijke spelling of uitspraak, doch met
verschillende beteekenis) totaal overbodig is. Ik maak daaruit op
dat de schrijver in dit opzicht nooit eenige moeielijkheid heeft
ondervonden, wat voor hem zeer verblijdend moet zijn, doch niet
in zich sluit dat anderen er dus ook geen last van kunnen hebben.
Heeft de heer Nijland nooit dergelijke woordenlijstjes in werken
over bijv. Engelsche spraakkunst aangetroffen?
Ook het nut. van het tweede aanhangsel wordt betwijfeld: de
daarin gegeven wenken kunnen vervallen tegen een paar bezoeken
in de soldatenkeuken, zegt de criticus Maar hoe verklaart de he-r
N. dan het feitdoor mij meer dan eens bijgewoond, dat een
menagemeester, sedert eenige jaren onderofficier, op de bon voor kleine
vivres trouw opschreef: „lous doun sallum" (taos en daon salam)
zonder daarvan de beteekenis te begrjjpen; alsmede dat terwijl
op de bon stond aangevraagd „ketoembar djienten" (soms als één
woord aan een geschreven) gedurende geruimen lijd alleen djienten
werd geleverd, zonder dat de leverancier op zijne_ fout opmerkzaam
werd gemaakt. Vooral bij kader dat pas uit Europa komt en jonge
officieren, die vreemdelingen zijn op dit gebied, zijn dergelijke zaken
niet te verwonderen. Het is nu wel zoo erg niet, maar het bewijst
alleen dat het hier bedoelde aanhangsel niet overbodig is De schrijver
van de le hierachter gedrukte beoordeeling van mijn boekje wenscht
dit aanhangsel zelfs nog uitgebreider.
Eindelijk nog iets, waardoor ik hoop de kieschheid van den heer
Nijland niet al te zeer te kwetsen, nl. iets betreffende het door hem
zoo onfatsoenlijk geachte woord „kakoes" (ik durf het bijna niet
neer te schnjven). „Ja, dat moeten we vooral weten". Neen, niet
„vooral" maar „ook"! En waarom niet? Omdat het woord nog
altijd zoo veel lijkt, op het oorspronkelijke Hollandsche wooidLaat
de hoer Nijland eens welk woordenboek dan ook opslaan en hij
zal er woorden in vinden, waarbij het door hem gewraakte woord
nog maar een jongejuffrouwenterm is. Zouden die woorden dus
maar moeten weggelaten worden? „Ja, in dit geval wel" zal