153 In hoeverre onze schietbanen zich leenen tot eene goede toepas sing der spionnen moge uit het volgende blijken. De majoor Riethagen stelt daarvoor als eisch dat open schietbanen, gerekend van rooilijn tot rooilijn, niet dichter bij elkander mogen gelegen zijn, dan op: 100 passen bij eene lengte van 100300 passen. 150 300-600 200 600-1200 Daar nu de grootste afstand, waarop de individueele schietoefe ningen hier te lande plaats hebben, 300 M. of 450 pas bedraagt, zoo zou de minimum afstand, waarop de banen van elkander moeten gelegen zijn, 125 pas of 80 M. moeten bedragen. 43 van het Schietvoorschrift bepaalt echter, dat de onderlinge afstand niet minder dan 20 M. mag zijn. Alhoewel in de meeste garnizoenen die grens wel overschreden zal worden, zoo zal zij een afstand van 80 M. wel nergens bereiken. De waarnemer in den spiegel zal dus niet alleen de eigen baan zien, maar ook gedeeltelijk de nevenbaan. Bij eene geringe verplaatsing zal dit ongemak nog toenemen. Wel is waar wordt in het schrijven van den Chef van het Wapen der Infanterie aan dit euvel te gemoet gekomen door te bepalen, dat men op de even banen gebruik zal maken van een roode en op de oneven banen van een half roode en half vitte vlag tot het wisselen van seinen met het personeel in den waarnemingspost, ten einde daardoor misverstand te voorkomen, doch de mogelijkheid van ongelukken is echter daardoor geenszins uitgesloten. Tengevolge van de vaste standplaats, die de waarnemer moet innemen om zoo min mogelijk van de nevenbaan te kunnen zien, werd het blijkbaar noodig geoordeeld een afzonderlijk soldaat daarvoor aan te wijzen, zooals in meergenoemde aanschrijving is bepaald. Het personeel bestaat dus thans uit één gegradueerde en drie soldaten. Overbodig zal het wel zijn, de aandacht er op te vestigen, dat men voor de waarneming in den spiegel slechts diegenen bestem., die niet kleurenblind en in het bezit van een goed gezichtsvermogen zijn. Wellicht dat het aanbeveling verdient alle mindere militairen van de compagnie aan een oogkundig onderzoek te onderwerpen en ecu nominatieve opgave te doen aanhouden van degenen, die niet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 156