162 Daar wilden ook zij meester zijn. Toen onze troepen Eau waren binnengerukt, had eene ontmoeting plaats tusschen den Resident en Toewankoe Tamboesi, ongeveer eon jaar te voren van Mekka teruggekeerd. Bij die gelegenheid zeide genoemde hadjie, dat het Gouvernement zijne vestiging ter Sumatra's Westkust tot het strand moest bepalen. Hij zou dan wel zorgen dat de handel levendig werd en de binnen- landsche oorlogen ophielden. Een ander middel om invloed uit te oefenen op de Maleische bevol king was, volgens van den Bosch, door op hare hoofden te werken. Men moest hen voor onze belangen trachten te winnen door de hunne te dienen. Zoo moest niet te streng worden toegezien op de wijze van gezagsuitoefening dier hoofden. Elout zou nog verder gaan. Op verzoek der Maleische bevolking ontnam hij den Chineezen de opiumpacht en stelde hij de Inlandsche hoofden als tusschenpersonen aan voor den verkoop van opium. Aug. 1831. Een dergelijke stap eischte een vast geloof in de goede trouw der hoofden. Hij kon toch aanleiding geven tot de schromelijkste misbruiken. Hoe men echter in de bestaande omstandigheden, bij de gebrekkige Maleische huishouding en het weiuig te vertrouwen en heerschzuchtig karakter der Maleiers, zoo goedgeloovig kon zijn, komt ons onbe grijpelijk voor. De gevolgen zouden dan ook niet uitblijven. De grofste wille keur door de hoofden op naam van het Gouvernement uitgeoefend en als een gevolg daarvan, de toenemende verbittering der Maleische bevolking tegen het Nederlandsch gezag, hebben bijgedragen tot het algemeen verzet in 1833. Aan de kust wilde van den Bosch meester zijn, dat eischte zijne handelspolitiek. Om dat doel te bereiken ontzag hij zich niet de meest krasse maatregelen voor te schrijven. Al onze vijanden moesten van de kust verwijderd worden door- hunne dorpen te vernielen en wel tot op genoegzamen afstand om hen de gemeenschap ter zee te beletten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 165