163 Reeds spoedig zien we van den Bosch ter Sumatra's Westkust in die richting werkzaam. Op het ongunstig rapport van Elout betreffende den toestand in de V en VII Kota s, vertrok in April 1831 eene expeditionnaire colonne van Java onder de bevelen van den majoor Michiels. Ruim een maand later was door de verovering van het versterkte Naras een einde gemaakt aan het verzet, terwijl Batipo zich vrijwillig onderwierp. In October van hetzelfde jaar vertrok eene 2e expeditie vau Java met opdracht Katiagan aan de monding der Massang te vermeesteren. Reeds geruimen tijd hadden Padries van Bindjoe zich daar gevestigd. Zij dreven een uitgebreiden smokkelhandel en maakten in verbinding met Atjehsche zeeroovers de kust zeer onveilig. Den llen December viel Katiagan in onze handen. Ook hier evenmin als te Naras werd eene bezetting achtergelaten, aangezien die punten niet van belang werden geacht voor den handel. Na de onderwerping van Katiagan vertrok de expeditie naar de meer Noordelijk gelegen kuststreken ten einde een onderzoek in te stellen naar den toestand van land en volk aldaar. In zijn aangaande dien tocht ingediend rapport, schilderde Michiels dien toestand als hoogst treurig en stelde hij de bezetting van Baros voor, ten einde die streek te beschermen tegen Padries en Atjehers. Elout ver- klaaide zich echter tegen dezen maatregel, omdat volgens zijne meening daarmede het doel niet zou worden bereikt. Een krachtdadig optreden in de binnenlanden, waardoor de Padries al meer en meer Noordwaarts zouden worden gedreven, was volgens hem het eenigste middel om daartoe te geraken. Baros werd eerst in 1838 bezet, toen de macht der Padries gebro ken was. Intusschen waren in de Bovenlanden eenige voordeelen behaald. Door de verrassing der vijandelijke stelling op den Marapalm, was de toegang tot Lintau geopend, terwijl het vertrouwen der Maleiers aanmerkelijk steeg. Verder leidde eenig verzet in de XX Kota's tot de geheele onder werping dier str eek, hetgeen tevens meerdere toenadering van de zijde der XIII Kota's ten gevolge had. Eindelijk werd in April 1832 Agam ten onder gebracht. Dl. I, 1892. 11

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 166