175
Aan dit alles is op rationeele wijze een einde te maken5 er is
maar een hoofdbezwaar en wel dit
De geest, dien enkele onzer administratieve militaire reglementen
ademen, is die van een vaag wantrouwen; men leest dit niet met
ronde woorden, maar men voelt het, bij de eigenaardige voorzorgen,
die genomen worden, om toch vooral in alles den weg voor te schrijven,
dien de officieren in dit en dat geval te volgen hebben; enfin ik kan
mij niet duidelijker uitdrukken, maar het feit bestaat; die angst voor
tekortkomingen kijkt overal om 't hoekje.
En bij hetgeen ik voorstel behoort vertrouwen voor te zitten.
Men benoeme 3 keurmeestersdie in eerste en hoogste instantie
keuren.
Deze 3 moeten echter deskundigen zijn; en nu behoort men er wel
angstvallig voor te zorgendat daarvoor alleen die personen in aan
merking komendie er ook werkelijk verstand van hebben.
liet keuren is eigenlijk niet het werk van den troepenofficier;
daarvoor behoort de intendance even goed te zorgen als voor goed
leer tot het maken van schoenen, goede en goedgeverfde kleeding-
stoffen enz. enz.
De troepen officier behoort slechts in zooverre verstand van levens
middelen enz. te hebben, dat hij met eenige zaakkennis kan beoor-
deelen of de hem toevertrouwde troepen wel datgene krijgen, wat
huu toekomt en of het verstrekte werkelijk goed is. In geval van
twijfel kan hij den raad van deskundigen inroepen. Uit den aard
der zaak kunnen deze officieren door jarenlange routine practische
keurmeesters worden.
De samenstelling van de tegenwoordige commissie van arbiters
levert m. i. de beste waarborgen op voor goede keuring.
De apotheker is op grond zijner studie en zijne betrekking in
het leger de aangewezen man om te keuren.
Feitelijk komt en kwam men toch in moeilijke gevallen reeds bij
den apotheker te biecht.
Ik acht echter noch den officier van administratie, die kort in dienst
is, noch den apotheker, als hij nauwelijks in Indië is, volkomen
geschikt om te keuren.