190 niet worden. Maar waarom is het noodig dat voor die betrekking een bijzondere graad met bijzondere onderseheidingsteekens bestaat In rang staat de fourier geheel gelijk met de sergeanten en de wacht meesters; voor anciënniteit gaan ze gelijk met dezen op; hunne betaling is geheel dezelfdewordt een fourier in de positie van sergeant overgebracht of wordt een sergeant tot fourier aangesteld, dan is dit noch eene bevor dering, n< ch eene terugstelling voor den betrokkene. liet verschil in rangsaanduiding geeft slechts aanleiding tot allerlei kleine lasten; afzonderlijke vermelding in de administratieboeken en in tal van staten en bescheiden zijn dientengevolge noodig. Bovendien wordt bij verandering van positie nog veel schrijfwerk vereischt en kosten veroor zaakt; maar wat erger is, worden daardoor de jassen van de onderofficieren, die de positieverandering ondergaan, bedorven, daar de plaatsen waar de strepen van den vroegeren graad zaten, zich blijven afteekenen. Indien men tegenwerpt dat wanneer de fouriers dezelfde strepen hebben als de sergeanten, men niet zal kunnen zien wie de betrekking van fourier vervult, dan vragen wij of het dan zoo noodig is zulks te kunnen onder scheiden en of het dan te zien is welke onderofficier facteur, menagemeester, scherpschutter en, bij de artillerie, parkmeester is Verdwijnt daarentegen de fouriersgraad en krijgt elk onderdeel een sergeant meer, dan zijn er voor den compagniescommandant geene moeielijk- hodcn om, wanneer hij dit noodig acht, de fouriersbetrekking aan een ander onderofficier op te dragen en desgewild er om het jaar iemand anders met die functie te belasten. Wij gelooven dat alle compagniescommandanten hiermede zullen instemmen De verwondingen in den eerstvolgenden oorlog. Do overbekende wondarts, professor Billroth, heeft in Weenen over bovengenoemd onderworp een lezing gehouden en daarbij een verzameling beenderen overgelegd, die alle in den Fransch-Duitschen en in den Pruisisch-Oostenrijkschen oorlog door geweerschoten zijn verlet. De spreker wees er op, dat do aanvankelijke snelheid der in die oorlogen gebezigde projectielen nauwelijks de helft bedroeg van die der kogels, welke in den krijg der toekomst zullen worden gebezigd en stelde naar aanleiding daarvan de vraag hoe verschrikkelijk de verwon dingen in verband daarmede wel zullen worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 193