194 Yoorheen en nog niet zoo heel lang geleden, scheen men van de stelling uit te gaan, dat ieder soldaat zijn eigen pot moest kunnen koken: hoe werd blijkbaar in het midden gelaten, Eerst in de laatste jaren is het besef levendig geworden, dat men dit willende, een onbereikbaar doel najaagt en dat het evenmin een ieder gegeven is een goed kok te worden, als een goed kleer- of schoenmaker. En wel zonderling mag het heeten, dat terwijl men reeds lang geleden door het aan de troepen toevoegen van beroepskleer- en schoenmakers erkende, dat niet ieder soldaat in staat is zijn eigen kleeding- en uitrustingstukken te herstellen en in orde te houden, men nog niet geheel tot de overtuiging schijnt gekomen te zijn, dat het onmogelijk is ieder soldaat zijn eigen eten te doen koken; be roepskoks toch zijn tot nog toe niet in de formatie van het Leger opgenomen. Of blijkt niet nog uit het eerst eenige jaren geleden en wel in 1887 vastgestelde reglement op den Inwendigen Dienst der infanterie (art. 109) dat door den compagniescommandant een soldaat als kok moet worden aangewezen en dat zulk een soldaat niet langer dan drie maanden achtereen als kok mag blijven fungeeren, zoodat hij juist op het oogenblik, dat hij eenigszins achter de geheimen der kook kunst kan gekomen zijn weder zijn plaats moet inruimen aan een nieuweling? En is het bij zulk een regeling niet een fijne ironie, te bepalen „de kok is verantwoordelijk voor het goed bereiden van het etenzooals de zevende alinea van het zooeven bedoelde artikel 109 doet? Gelukkig iutusschen zijn wij op een beteren weg en al heeft de schrede, gedaan bij de Algemeene Order 1890 N°. 37, ons nog niet gebracht, waar wij wezen moeten, op het oogenblik zijn wij niettemin in de goede richting en behoeft geen vrees voor teruggaan gekoesterd te worden. Thans behoort als kok en wel voor onlepaalden tijdte worden aangewezen een Mgeschikt soldaatwaaronder natuurlijk te verstaan is een soldaat geschikt voor de betrekking van kok". Indien men voornamelijk hierop let en niet bij voorkeur op de mindere geschiktheid als soldaat van den aan te wijzen persoon, dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 199