196
worden, door in de formatie van het Leger naast de kleer-
en schoenmakers, ook koks (Europeesche en Inlandsche) op te
nemen.
Een kleine schrede noemen wij dit, omdat onder de tegenwoordige
regeling, wij releveerden dit zoo even al, de koks feitelijk reeds
bestaan en het in de formatie opnemen dus niets anders zal zijn,
dan een sanctionneeren van bestaande toestanden.
Is deze eisch overdreven?
Wij gelooven het niet en beroepen ons daartoe op hetgeen men
bij de marine aantreft.
Een stoomkanonneerboot als de Ever met een bemanning van 23
koppen sedert Januari 1883 vermeerderd tot 31 koppen heeft
een koksmaat (met den graad van korporaal) in de rol; het
wachtschip ter reede Atjeli met een vaste bemanning van 67
koppen, heeft behalve één officiers- en één kajuitskok, beiden
sergeant voor de bereiding van het eten der schepelingen: één
scheepskok (korporaal) en één koksmaat aan boord, welk keuken-
personeel men ook aantreft op schroefstooinschepen 1® klasse als de
van Galen met een bemanning van 237 koppen, terwijl voor schepen
als de Tromp en de Atjeh met 283 koppen, behalve de officiers- en
kajuitskoks, voor het bereiden van het eten der equipage zelfs drie
koks nl. een scheepskok en twee koksmaats zijn toegestaan.
Daar waar wij bij de marine het keukenpersoneel zóó ruim zien
gesteld, kan naar het ons toeschijnt het verlangen om voor ons leger
voor iedere menage (soms 250 man sterk) althans één specialen kok
te hebben, niet onbillijk worden genoemd.
Eerst wanneer aan dit verlangen is voldaan, kan zonder vaak
onbillijk te worden, de kok voor het goed bereiden van het eten
7® alinea, artikel 109 Inwendigen Dienst aansprakelijk worden
gesteld en kan men met grond verwachten, dat de spijsbereiding
oordeelkundig plaats hebbe.
Hiermede zouden wij van dit belangrijk onderwerp kunnen
afstappen, ware het niet, dat het militair tarief N°. 15 ook versch
brood toestaat en de bereiding van dit voedingsmiddel, zij het dan
ook maar voor een kort oogenblik, onze aandacht verdient.