DE DERGARTILLERIE IN DE JONGSTE EDI-EXPEDITIE. Vervolg van blz. 125. (Slot). le. Voorbereiding. Iedere bergbatterij dient eene sectie steeds behooi lijk uitgerust en geheel slagvaardig te hebben. Deze sectie moet bij herhaling in verband met de Infanterie worden gebezigd, vooral bij het uit voeren van onderstellingen tegen een Inlandscheu vijand. 2e. Verhouding der Artillerie tot de Infanterie. De verhouding van de artillerie tot de infanterie was op den 1 len Juni 3.3, of rekent men de mortieren en de kanons van 12cm A. mede dan 6.6 stukken op 1000 man. Bij de le excursie naar Bagoh was de verhouding zoodanig gere geld, dat 4 stukken op hetzelfde aantal manschappen kwamen. Bij de gevechten op den 21en Juni was bij den opmarsch dei- troepen de verhouding (met inbegrip der marine) ll°/00 en latei- bij het oprukken naar Pedawa Poutoug 4°/00. Den llen Juni had men met veel succes meerdere artillerie kunnen gebruiken, indien deze er geweest ware. Indien het 14e en 6° Batal jon ieder over eene sectie hadden kunnen beschikken tot het voor bereiden van den stormaanval op de loopgraven, welke in de O. hellingen van den Boekit Roembia en Aroen waren aangelegd, dau zoude het vooruitgaan op die plaatsen zeker niet zoovele offers hebben gekost. Daarom zou het zaak zijn bij het voorbereiden van expeditiën in eeuige landstreek, waar wij gevestigd zijn, terstond te beginnen met het zenden van een paar kanons van 7cm A. Berg. Aan bediening is voorloopig voldoende per stuk 1 stukscommandant en 2 kanonniers.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 211