6e. Vuurleiding.
Met G. en G. K. T. heeft uitsluitend het vuur tegen gedekte
doelen plaats gevonden, behalve den 13en Juni toen 4 G. K. T.- op
een verwijderend doel zijn verschoten.
Bij het vuren met G. werd een enkele maal de berekening, voort
vloeiende uit de toepassing van de 2* alinea van 11 Leidraad,
vermeden door raadpleging eener tabel zooals die later is beschreven
in de 11° Afl. I. M. T. van 1890. (Meestal werd het vuur met G.
niet voortgezet, maar zoo spoedig mogelijk tot G. K. T. vuur over
gegaan. Dreigde dan de voorraad dezer projectielen uitgeput te
raken, dan ging men weder over tot G. vuur.
Daar waar men de binnenkruin van loopgraven en versterkingen
niet kon zieD, werd op den rook gericht, maar toch steeds aange
nomen, dat de vijand gedekt was, en dus de T. 25 M. minder
genomen dan de O. H.
De afstanden van 200 tot 300 M. werden bij herhaling zoo juisP
geschat, dat het vuur onmiddellijk op den geschatten afstand kon
worden begonnen en voortgezet.
Daar waar de gelegenheid tot observeeren voldoende gunstig was
om zelfs op de kleine afstanden nog in te schieten, leidde het voort
gezet vuren bijna altijd tot het vuur op den geschatten afstand.
Bij het grensschieten met G. K. T. werd de T. meestal niet ver
meerderd om geen lage en niet waarneembare springpunten te verkrijgen.
Zelfs werd bij het grensschieten de T. wel eens 25 M. minder
genomen, om van de grensschoten tegen de gedekte doelen dadelijk
uitwerking te kunnen verwachten.
Al deze afwijkingen van de schietregels hadden plaats bij het
vuren op afstanden van 2 300 M. en vielen binnen het bereik
van het bepaalde sub. IV van de Algemeene bepalingen van den
Leidraad.
Het zou wel der moeite waard zijn om door proeven uit te maken
met welke schietregels men bij het vuren op zeer kleine afstanden
het vlugste uitwerking kan verwachten. Het spreekt van zelve, dat
men op kleine afstanden andere regels moet hebben, welke vlugger
tot het doel leiden.