219 1 Oe. Tactiek. Om de artillerie zoo weinig mogelijk op verren afstand zichtbaar te doen zijn, waren alleen donkere dieren mede gegeven. Deze maatregel werd echter nutteloos gemaakt doordat de dwangarbei ders, welke de munitie droegen, witte hoofddeksels (tjapings) op hadden en de spreien en bandoulière droegen. Ook waren de witte overtrekken der mortierkisten merkwaardig duidelijk te zien. Bij de beide escursiën naar Oleh Gadjah was de commandant der sectie tevens artilleriecommandant. Dit is gebleken zeer verkeerd te zijn. De artilleriecommandant toch werd door deze dubbele functie zeer in zijne bewegingen belemmerd. Bij het uitzoeken der batterij stellingen moest dan steeds de sectie tijdelijk door den oudsten stukscommandant worden gecommandeerd, iets dat toch niet wen- scheljjk was, wanneer de sectie zich in moeielijk terrein bevond, en zelve kon worden aangevallen. In de laatste omstandigheden bleef dan ook de artilleriecommandant steeds bij zijne stukken. Tijdens het vuren was het dikwijls nooaig voor het observeeren zeer ver van de stukken te gaan. Dit moest echter achterwege blijven, omdat men de vuurleiding niet kon overlaten aan jden oudsten stukscommandant. Bovendien vereischt de bediening der vuurmonden zulk een nauw gezet toezicht bij het werkdadig vuur, dat daartoe minstens steeds een officier of adjudant-onderofficier bij de sectie moet zijn. "Voorts moet de plaats van den artilleriecommandant bij den opmarsch steeds zijn bij de voorhoede of de verkennende cavalerie, ten einde tijdig de batterijstellingen te kunnen kiezen. Ook dient de artillerie commandant bij het vallen van 't eerste schot des vijands terstond in overleg te treden met den colonnecommandant, die stilzwijgend veron dersteld wordt, alsdan naar voren te snellen De gevechten met den Inlandschen vijand ontwikkelen zich zoo onverwachts en zoo snel, dat men letterlijk voor ieder geval zijne be schikkingen reeds gereed moet hebben. Bij het ontwikkelen van het gevecht moet de eerste stap zijn het kiezen der batterijstelling, eerst daarna komen de bevelen, welke aan de overige troepen moeten worden gegeven, in aanmerking. Verder is het ook nog wenschelijk, dat zich bij de sectie een 2°

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 224