223 alang hangen, waardoor veel tijdverlies voor de richters ontstond en de kans om verrassend aangevallen te worden niet weinig werd ver groot. Zou men in Indië zijn toevlucht ook niet eens tot rookeloos buskruit kunnen nemen? Men behoeft er slechts een kleinen vooi- raad van te hebben, speciaal voor die sectiën, welke mobiel worden gehouden. Proeven op groote schaal kunnen dus wachten tot eene algemeene invoering. Yoorloopig zoude men echter gebaat zijn met de bestelling van eene kleine partij van de meest gunstig bekende soort. Mochten de Atjehers vroeg of laat in het bezit van rookeloos bus kruit komen, dan heeft de artillerie in de meeste gevallen geene mikpunten meer en zal de waarde van dat wapen bij excursiën in bedekt terrein belangrijk verminderen. En hiermede eindig ik mijne beschouwingen. Daar waar ik heb beschreven, wat men uit sommige handelingen heeft kunnen leeren, is het mij geenszins te doen geweest op eenigerlei wijze critiek te vellen over heD, van wie deze handelingen uitgingen. Daarvoor heelt iedereen te veel zijn best gedaan en is er steeds gehandeld zooals de toestanden het wenschelijk maakten. Maar uit iederen oorlog is wat te leeren en daarom heb ik hier boven vermeld, wat ik voor mij uit de Ediexpeditie heb geleerd. Ook meende ik mijn stem te moeten verheffen, omdat men al licht na de zoo glansrijke rol, welke de bergartillerie in bedoelde expeditie heeft gespeeld, de gevolgtrekking zoude kunnen maken, dat nu aan dat wapen niets meer te verbeteren valt. Men moet alles beoordeelen naar de omstandigheden. Deze waren gunstig, en daardoor heeft de artillerie hare taak naar behooren ver vuld. Laat ons echter door onafgebroken streven naar vooruitgang zorgen, dat de artillerie hare taak ook in ongunstige omstandigheden kan vervullen. W. J. GflEL. MedanDecember 1891.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 228