236 zijn verslag (1): „Van een nagaan der breedtespreiding bij het geza menlijk vuur op één punt wordt te Beverloo weinig werk gemaakt. Voor zoover ik uit de schijfbeelden, ter mijner beschikking gesteld, heb kunnen nagaan, leeren de uitkomsten in België verkregen, dat de totale breedtespreiding der schoten, wanneer middelmatige schutters een gezamenlijk vuur op één punt richten, ongeveer 3 maal het aantal honderdtallen meters vau den afstand bedraagt." Ook in ons Aanhangsel is de breedtespreiding van den bundel, wanneer één mikpunt aan den varenden troep is aangewezen, gelijk gesteld, in meters, aan 3 maal het aantal hectometers van den afstand voor middelmatige en aan H maal dat aantal voor zéér goede schutters. Bij het beoordeeleu van de trefkans op zeer smalle doelen, b. v. eene colonne met verdubbelde rotten uit de flank, kan men de 50 °/0 breedtespreiding van den bundel gelijkstellen aan van de geheele breedtespreiding. De trefferverdeeling van den bundel. De wetten der spreiding gelden voor een horizontaal schijfbeeld evenzeer als voor een verticaal beeld 26 A.) Neemt men voor middelmatige schutters een 50 ?/0 dieptesprei ding van 100 M. als de normale aan, dan kan men gemakkelijk een grondplan van de trefferverdeeling van den bundel samenstellen. Strooken toch, even breed als de bundel, die voor de eene helft vóór en voor de andere helft achter het middelste trefpunt liggen en wier geheele diepte zich tot de 50 °/0 dieptespreiding verhou den als: 0 2, 0.4, 0.8, 1.6, 3.2, enz. bevatten 10.7 °/0, 21.3 °/0, 41.1 °/0, 71 9 °/0, 96.6 °/o enz. treffers. Zet men dus vóór en achter het middelste trefpunt strooken uit van 10 M. diepte, dan verhoudt zich de eerste (1) Zie: Verslagen, Rapporten en Memorien omtrent militaire onderwerpen. 16e deel, bladz. 7.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1892 | | pagina 241