238
Bij het schieten op'de kleinste afstanden door middelmatige schut
ters is de voorste helft van den bundel minder diep en liggen daarin
de treffers dichter bijeen, omdat het laagste schot van den bundel
op minstens 50 M. van den vurenden troep den grond raakt.
Reeds met het vizier van 350 M. kan men echter rekenen op
eene diepte van 200 M. van de voorste helft van den bundel. Bij
eene oefening werd het laagste schot van den bundel met het vizier
van 350 M. op 135 M. van den vurenden troep gevondende voorste
helft van den bundel was dus 215 M. diep.
Yan een bundel met het vizier van 400 M. door middelmatige
schutters lag het middelste trefpunt op 399 M., het laagste schot
op 194 M., het hoogste schot op 617 M., de voorste helft was
dus 205 M., de achterste helft 218 M. diep.
Yan een bundel met het vizier van 900 M. door middelmatige
schutters lag het middelste trefpunt op 913 M., het laagste schot
op 738 M., het hoogste schot op 1098 M., zoodat de voorste helft
van den bundel 175 M., de achterste helft 185 M. en de geheele
bundel 360 M. diep was; de 50 °/o dieptespreiding bedroeg dan
ook slechts 90 M.
Op overeenkomstige wijze kan men voor elke willekeurige 50°/o
dieptespreiding een grondplan van de trefferverdeeling samenstellen.
Hieronder volgen eenige voorbeelden