244 -
Men kan echter het laatstgenoemde diepe doel nog met meer vrucht
beschieten met het vizier van 650 M., in welk geval het middelste
trefpunt binnen de trefferruimte van het doel, op 50 M. achter den
voet, dus op 650 M. den grond treft. Men moet dus nu het grond
plan met het middelste trefpunt op 50 M. achter den voet van het
doel leggen, fig. 3, en telt dan vóór het middelste trefpunt 25 °/0 en
achter dat punt 13.5 °/0, dus te zamen 38.5 °/0.
Bij deze berekeningen is ondersteld, dat de breedte van de treftei-
ruimte gelijk aan of grooter is dan de breedte van den bundel, zoodat
dus geen schoten zijwaarts van het doel den grond treffen. Op den
afstand van 600 M. moet daartoe het doel eene breedte hebben van
ongeveer 18 M.
Om een verticaal doel tot een horizontaal te herleiden moet men
dus de grootte kennen van de bestreken ruimte achter het doel van
de hoogste baan van den bundel, welke dat doel nog raakt, ten einde
daardoor de diepte der trefferruimte van het horizontale doel te weten.
In tabel 1 van het Aanhangsel zijn die diepten gegeven voor de
afstanden van 100-900 M., met 50 M. opklimmende, voor infanterie
in bataille in staande, knielende en liggend-vurende houding.
Niet altijd is een doel op vizierschotsafstand van den vurenden troep
verwijderd, en al is dit bij diepe doelen met de voorste afdeeling het
geval, dan moet toch de bestreken ruimte gevonden worden van de
hoogste baan der laatste afdeeling, welke bij eene open sectie-colonne
op 40 M. en bij eene gesloten sectie-colonne op 13 M. achter de
voorste staat.
Met behulp van de hier volgende formule is de bestreken ruimte van
die hoogste, rakende baan voor eiken willekeurigen afstand, met vol
doende nauwkeurigheid te vinden. (Zie fig. 4)
Zij gegeven OA, de afstand tot de afdeeling AB x.
AB, de hoogte van het doel J-
Wordt gevraagd de dracht OC z van de baan OBC.
Dan is:
z -6.62 -j- y (43.82 -j-13.24x-j-x2 -j- 0 26S
y wordt uitgedrukt in decimeters en x in hectometers;