247
Beneden den afstand van M. is de hoogste, rakende baan
van den bundel niet totaal bestrijkend voor infanterie in s^aan^c
knielende
houding, doch dit oefent geen invloed uit op de diepte van de
trefferruimte.
Met behulp van deze tabel en van een grondplan der trefferver-
deeliiig is nu de trefkans op een gegeven doel in een oogwenk te
berekenen.
B. v. Gevraagd: de trefkans met den bundel van middelmatige
schutters (50 °/0 dieptespreiding 100 M.) op eene open sectie
colonne in staande houding, wier voorste afdeeling op 580 M. staat?
De colonne, 40 M. diep, strekt zich dus uit van 580 620 M.
De bestreken ruimte van de hoogste, rakende baan der laatste
afdeeling, die op 620 M. staat, is volgens de tabel 38 M.; dus is de
diepte van de trefferruimte van dit doel: 40 -{- 38 78 M. en zich
uitstrekkende van 580 tot 658 M.
Het voordeeligst vizier is dat van 600 M., waardoor het middelste
trefpunt op 20 M. achter den voet van het doel ligt.
Men telt dus in het grondplan:
vóór het middelste trefpunt, van 580—600 H., 10.5 °/0
achter 600—658 „,28.2°/0
te zamen.387 °/0
Gevraagd: de trefkans met den bundel van zéér goede schutters
(50 °/0 D. S. 50 M.) op eene gesloten sectie-colonne in knielende
houding, wier voorste afdeeling op 710 M. staat?
Diepte der colonne 13 M.; de laatste afdeeling knielt op 723 M.;
bestreken ruimte van de hoogste, rakende baan 21 M.; dus is de
trefferruimte van dit doel 34 M. diep en strekt zich uit van 710
tot 744 M.
"Wordt dit doel met het vizier van 700 M. beschoten, dan valt het
middelste trefpunt op 10 M. vóór den voet van het doel; men telt dus
in het grondplan 10, 8.5, 7 en 2 27.5 °/0.
Beschiet men het doel met het vizier van 750 M., dan valt het
middelste trefpunt op 6 M. achter het punt, waar de hoogst rakende